Johan van Rijmsdijck

19 mei 1650: Wolter de Best voor zichzelf en als vader en momboir van de kinderen van Maryke van Oss zijn gestorven echtgenote en van Mayken Peters zijn huidige echtgenote, en als oom en bloedmomboir van de kinderen van Rutger de Best verwekt bij Elisabeth van Oss in het eerste huwelijk, en van de kinderen verwekt bij Geertruyt van Halteren in het tweede huwelijk, en als oom en bloedmomboir van Jan van Rymsdyck zoon van Jan van Rymsdyck verwekt bij Jenneken de Best, Luycas van Rymsdyck als vaderlijke oom en bloedmomboir van de genoemde Jan van Rymsdyck zoon van Jan van Rymsdyck en Jenneken de Best, alle erfgenamen van Derck de Best en Hendrisken Schuyl e.l., vesten Jasper de Haen en Alegonde Scheers e.l. de moes- of koolhof in de Stoof jurisdictie van Grave, aan de ene zijde naast het erf van Willem van Urmont, aan de andere zijde naast en in de Contrescharps gracht, waar vroeger een klein straatje placht te zijn, daerinne een burry gelaeden met mist conde doerdragen, achter uit schietende op de Raam of leigraaf en voor aan de gemene straat, zonder enige uitgang, met de vrijheid voor de eerste comparanten deze kool- of moeshof binnen vier jaar weer in te lossen en aan te nemen, tegen betaling van tweehonderd gulden spruitende uit een obligatie die Johan de Best had verleden t.b.v. wijlen Jasper de Haen IUL en baljuw van Ledekerken, oom van deze Jaspar de Haen, en nog vijfentwintig gulden die wijlen Hendrisken Schuyl aan voornoemde Jan de Best haar zoon heeft gegeven i.p.v. zijn legitieme portie, zulks voor de verlopen pacht van de 200 gulden en nog twaalf gulden, samen 237 gulden. Substituutscholtis, schepen Calsbeeck die het Frencel zal aandienen (BHIC, Schepenprotocollen Grave, toegangsnr. 7041, inv. nr. 260, akte nr. 514, fol. 345-347)

7 juli 1658: Geritgen Willems eerste echtgenote van Wouter de Best met haar momboir, verklaart onder ede dat zij met haar man zekere huwelijkse voorwaarden heeft gemaakt, geschreven door wijlen Johan Hagens, door de echtgenoten naast Roeloff van Osch oud waltgraaf, haar mans schoonvader, en Jan van Rijmsdijck, zijn zwager, aan ene zijde en Geurt Willems, broeder van comparante, en Jan Hagens als haar momboir aan de andere zijde ondertekend, de voorwaarden o.a. met deze conditie, dat bij kinderloosheid de aan te brengen goederen verblijven aan partijen, [mis hier een bepaling! tenzij??] de een of de ander bij overlijden een zekere penning zou zijn verbeterd; welke voorwaarden comparante al enkele jaren mist, maar er zijn twee authentieke copieën van, de een na collatie door schepenen en secretaris, de ander geauthenticeerd door notaris Jan de Meijer, en mits ook de een niets te doen had met de voorschulden van de ander, verklaart comparante dat zij bij haar huwelijk in Holland schuldig was aan verscheidene kooplieden ca elfhonderd gulden, die zijn betaald uit haar winkelgoederen -waarvan zij rijkelijk voorzien was- en uit haar boekschulden, door beiden uitgevorderd en ontvangen; met uitzondering hiervan dat zij daartoe van haar man gekregen heeft een som van zestig à zeventig gulden; haar man beheerde het zijne zonder enige bemoeienis van haar kant, de lasten van het huisraad werden doorgaans gedragen uit haar winkelwinst en het inkomen van haar eigen goederen; voorts wat betreft het moederlijk huis van haar man en haar mans oliemolen heeft zij niet meegevest en getransporteerd, ofschoon zij daartoe had verzocht, en van de kooppenningen heeft zij nooit een stuiver gezien, waarbij zij meent dat die zijn gebruikt om de schulden van haar man en zijn moeder te betalen; dit alles verklaart comparante waar te zijn; zij verklaart het opdat haar naaste bloedvrienden, die van nu af haar erfgenamen zullen zijn, mogen weten dat zij tot heden de huwelijkse voorwaarden niet heeft overtreden en steeds daarbij is gebleven, dat zij tot haar sterfdag toe ze zal naleven, en dat haar erfgenamen daarna volgens haar staat, bij haar boek- en andere aantekeningen eigenhandig geschreven, kunnen vaststellen wat zij gereed of ongereed heeft ingebracht in het huwelijk. Substituutscholtis, schepenen Simon Beernts en Willem Wiericx (BHIC, Schepenprotocollen Grave, toegangsnr. 7041, inv. nr. 260, akte nr. 895, fol. 609-611)