

Amsterdam als handelsstad trok nieuwkomers uit de Republiek, de Zuidelijke Nederlanden, Duitse grensgebieden, maar ook uit Engeland, Schotland, Noorwegen, het Oostzeegebied en Portugal, met als bijzondere groepen de – deels kapitaalkrachtige en gevestigde - Antwerpse kooplieden en de Portugese – sefardim – joden.
Vooral de Antwerpse kooplieden verruimden de kennis van markten buiten de traditionele Amsterdamse gerichtheid op Noord-Europa en het Baltische gebied en brachten geheel nieuwe ervaring in als bankiers, verzekeraars en internationale betalingsbemiddeling; hun bijdrage aan de groei van Amsterdam is onmiskenbaar. Aan het begin van de 17e eeuw was zelfs het gebruiken van wisselbrieven bij het Amsterdamse stadbestuur onbekend en moesten zij deze kennis bij de immigrantenkooplieden opvragen.
In 1609 werd in Amsterdam de Wisselbank opgericht naar het voorbeeld van de Venetiaanse Banco di Rialto [1587]. Doel was het onoverzichtelijke en tijdrovende betalingsverkeer te vergemakkelijken.
.