Dominicus de Raet, heer van Luttéal

Dominicus de Raet was heer van Luttéal, schepen van Antwerpen, raadsheer en meester van de Rekenkamer. Op 10 maart 1646 deed hij de leenverheffing voor de vogelvangst en visserij te Beirendrecht, welke hij had verworven uit de nalatenschap van zijn ouders. Dezelfde dag nog verkocht Dominicus deze rechten weer aan Cornelis van Bemmel verkocht. Op 24 oktober 1648 werd Dominicus beleend met de heerlijkheid Luttéal en drie andere lenen, die hij op 16 augustus 1653 weer verkocht of verhypothekeerde aan Caspar Laurenzo. Hij kocht op 31 oktober 1648 de helft van een bos genaamd Mooijerbosch of Meijerbosch te Reeth in ruil voor een huis gelegen achter de Sint Gudulakerk te Brussel. In 1650 was hij schepen van Antwerpen. Uit de brief van adelsbevestiging van 24 januari 1667, waarin hij door koningin Maria Anna "notre cher et bien aymé Dominicq de Raet, conseillier et mre de la chambre des comptes en Brabant" genoemd werd, blijkt dat hij de koningin-regentes door voorschot van aanzienlijke geldsommen voor het leger meermalen belangrijke diensten had bewezen. Uit zijn eerste huwelijk werden vijf kinderen geboren. Na het overlijden van zijn eerste echtgenote hertrouwde hij met een niet met naam bekende vrouw en vestigde hij zich in Spanje, waar hij nog een zoon en een dochter kreeg en vervolgens overleed (bron: Joh. Theodoor de Raadt. "Aanteekeningen over de voormalige heerlijkheden Reeth en Waerloos en hunne bezitters", in: Algemeen Nederlandsch Familieblad. Tijdschrift voor Geschiedenis, Geslacht-Wapen-Zegelkunde, enz. IIIde Jaargang, No. 6, juni 1886, pag. 150; J.Th. de Raaadt. "Jacques le Roy, baron de Broechem et du Saint-Empire, historien Brabançon, et sa famille", in: De Navorscher. Een en veertigste jaargang. Nieuwe serie. Vier en twintigste jaargang, Nijmegen, 1890, pag. 183-184)