Floris I 1165 van der Woerde

public profile

Is your surname van der Woerde?

Research the van der Woerde family

Floris I 1165 van der Woerde's Geni Profile

Share your family tree and photos with the people you know and love

  • Build your family tree online
  • Share photos and videos
  • Smart Matching™ technology
  • Free!

Floris I 1165 van der Woerde

Also Known As: "De zwarte graaf van Holland"
Birthdate:
Death: circa 1200 (26-43)
Immediate Family:

Husband of Beatrix Herbarensdr van der Lede
Father of Willelmus Floresz. De Worth (van der Woert); Henricus de Wort; Floris II 1192 van der Woert and Herbert van der Woert

Occupation: Ridder
Managed by: Jurgen Eijgendaal
Last Updated:

About Floris I 1165 van der Woerde

https://www.genealogieonline.nl/kwartierstaat-henriette-gijsbertha-...

Personalia

Naam: Flores I De WORTH (WURTH) of Van WOERT

Doopnaam:

 Floris

Geboren: 00-00-1140

Overleden: 00-00-1200

Echtgenoot:

N. of Hadewig? Unarchsdr. Van NAALDWIJK

Trouwdatum: 00-00-1168

Kinderen:

Florentius Floresz. II

Hardbaren Floresz.

Willelmus Floresz.

Woonplaats: Hoge en Lage Woert (bij Naaldwijk)

Beroep: Ridder en Heer van de Hoge en de Lage Woert.

-----------------------------------------------------------

Floris { Heer van de Hoge en Lage Woerd) De Worth of Woert, birth 1155, lives: , Maasland, Naaldwijk

Het oude geslacht Van Foreest 1250-1570", 1950. Genoemd Florens van der Woert: 'nobilis vir. Misschien de eerste Heer van Foreest, mogelijk gehuwd met een Machteld van Foreest. Mogelijk de ouders van een dochter Van der Woerd. In het boek van H. A.van FOREEST worden de "lage adel" getypeert als: " De lezing uit het boek "De voorouders van Kees Jan Slijkerman", (Rotterdam 1978, Slijkerman).... hij (Harpert) mogelijk stamde hij uit het geslacht van de heren van Voorne en gehuwd met Machteld de Berga.... Harpert erft alle goederen en bezittingen van de familie en de lenen van zijn oudste broer Floris en wordt door graaf Willem II van Holland in zijn lenen bevestigd. Hij wordt uiteraard genoemd in de belangrijke oorkonde van 1230 van Hendrikvan Voorne en later in grafelijke oorkonden van 1245 en 1246. Wellicht is hij door zijn leeftijd (na de dood van zijn broer Floris) door graaf Willem I van Holland niet zo vaak betrokken als grafelijk raad en getuige bij het op- en vaststellen van charters en andere zaken. Via hem en zijn drie zonen wordt de familie Van der Woerd(en/of t) verder voortgezet. Floris had alleen een jong gestorven dochter en van Willem is geen nageslacht bekend. Waarschijnlijk is een dochter van Harpert gehuwd met Wilhelmus (Willem) De Foresto of De Foreest, tweede zoon van ridder Willem Riculfszoon De Foresto en jonkvrouw Mathildis of Machteld De Berga of Van den Berg. De oudste zoon uit dit huwelijk, genoemd naar Harpert (Herpernus of Herpert), kan worden beschouwd als de stamvader van het thans nog bloeiende adellijke Hollandse geslacht Van Foreest. Jonkvrouw Machteld van den Berg moet een ondernemende vrouw zijn geweest. Zij had uit haar huwelijk met ridder Willem Riculfszoon Van Foreest twee zonen, Henric en Willem. De laatste is gehuwd met de dochter van Harpert. Beide zonen heeft zij in allerlei zaken gesteund toen hun vader reeds was gestorven en Machteld weduwe was. Zij reisde met hen mee tot in Duitsland, nabij Aken, waar de zonen leengoederen bezaten. Machteld sloot in september 1241, waarschijnlijk kort na het overlijden van Willem De Foresto, samen met haar beide zonen een overeenkomst met het kapittel van St. Omer en de abdij van St. Bertin over de tiend en het schoutambt van Frechen bij Aken. Zij wordt op 27 juli 1250 vermeld als belender (leenvrouw) van Reesveld. Het goed dat zij in 1250 in het graafschap Holland in leen had, was de latere heerlijkheid Foreest, gelegen in de buur van het huidige Reeuwijk-dorp. In een aantal geschriften en andere stukken wordt nogal eens geschreven over de verstrengeling van de families Van der Woerd en Van Foreest. In de gehele familiegeschiedenis Van der Woerd zijn echter maar drie verbintenissen vast te stellen met Van Foreesten. De eerste is het tweede huwelijk van Harpert met Machteld Richolfusdr. De FORESTO, de alliantie tussen Harperts dochter en Willem van FOREEST is de tweede. De derde ligt in de 15e eeuw, wanneer een vrouwelijke HART van der WOERD van ABBENBROEK huwt met een Van FOREEST. De gedachte van een "verstrengeling" is waarschijnlijk gevoed door het feit dat het later door Foreest gevoerde wapen "het omgekeerde" is van het eveneens ook pas later door Harpert's zoon Florens gevoerde familiewapen Van der Woerd. Namelijk een rode getande dwarsbalk op een zilveren veld (Foreest) versus een zilveren getande dwarsbalk op een rood veld (Van der Woerd). Het wapen van Van der Woerd is waarschijnlijk "afgekeken of overgenomen" van het duitse adellijke geslacht Von Wittelsbach. Harpert is namelijk getrouwd met Ada Willemsdr. van Holland, een dochter van de hollandse graaf Willem I Van Holland en zijn eerste vrouw; Adelheid van Gelre.

Event:

Married 1185, to: N.N. {Jonkvrouw} Naaldwijk, birth 1155, daughter of Unarch {graaf} van Nadelwich and N.N.

N.N. is een jongere dochter van ridder Unarch van Nadelwich. De Van Naaldwijks hebben eeuwenlang machtsposities bekleedt in het Westland. Unarch is de oudst bekende en behoorde tot het eerste geslacht Van Naaldwijk. hij treedt in 1156 op als getuige van de graaf van Holland. Hoek heeft aangetoond dat hij twee dochters had. De één huwde met Dirk van Voorne en de andere met de oudst bekende Van der Woerd; Floris de Worth. Het nageslacht van Dirk van Voorne wordt later het tweede geslacht VanNaaldwijk; zij voeren als wapen de Hollandse leeuw in een zilveren veld en zijn erfmaarschalken van Holland. De pretentie van hun afkomst is dat zij via de heren van Voorne uit het grafelijk huis zijn voortgekomen. Precies dezelfde pretentie als de Van der Woerden, ook zij zouden stammen uit het huis van Voorne en zouden als zodanig ook uit het grafelijk huis zijn voortgekomen.

-------------------------------------------------------------------

Flores (of Floris) en zijn nageslacht worden in het latijn De Worth of De Wurth genoemd en voorts ook De Word, De Worh en De Wort. Later in het middelnederlands Van der Wort en Van der Woert of Van der Woerd (Woert of Woerd = Woord). Flores wordt nobilis viris genoemd. Hij is waarschijnlijk vernoemd naar graaf Floris I of II. Hij en zijn familie kunnen gerekend worden tot de aanzienlijke, oude en vrije adel, met uitstekende relaties, maar zonder de hoge staat en dynamische rechten, welke uitsluitend verbonden waren aan het bezit van een "vrije heerschappij of allodiaal bezit". Zij zullen tot de stand van de zgn. "nobiles" hebben behoort. Beelaerts beschouwt het geslacht Van der Woert "als een van de edelste geslachten van Holland" en zelfs als "vermoedelijk uit het gravenhuis voortgekomen". Hij stelt het uit dien hoofde op één lijn met de voornaamste families uit die dagen, met de Voornes, Puttens, Teylingens, Brederodes en hun gelijken. De Voornes worden algemeen als afstammelingen van de graven beschouwd; de Woerts zouden jongere zoons van Voorne zijn geweest, want zij waren hun leenmannen en tevens hun bloedverwanten. Ook andere geleerden onderstreepten aanvankelijk deze gedachte. Er is echter nooit onomstotelijk aangetoond dat deze bewering op waarheid berust. Er is nooit bewezen dat de Voornes afstammen van het Hollandse gravenhuis en er is ook nooit bewezen dat de Van der Woerd's bloedverwanten zijn van de Voornes. Waarschijnlijk hebben de Voornes in aanvang dezelfde machtspositie bekleed en hebben zij als rijksleenman in dezelfde relatie gestaan tot de "Rooms Keizer" als het Hollandse gravenhuis, maar waren zij "landsheer" met souvereine rechten over een veel kleiner grondgebied; Oost- en Westvoorne, wellicht (een deel van) Putten en een deel van het Westland. In die tijd zal Flores leenman van Voorne zijn geworden. Enkele generaties later zullen de Voornes zijn overschaduwd door de macht van de "buurman" en zullen zij, min of meer gedwongen en tegen hun zin in, de "leenhoogheid" van het Hollandse gravenhuis hebben moeten erkennen. Daarmee zijn toen ook de Van der Woert's grafelijke leenmannen geworden. Voor "gewone" edelen mogen de Van der Woert's, als Beelaerts oordeelt, "rijkelijk gegoed" zijn geweest, het lijkt niet doenlijk hen in materieel opzicht met de heren van Voorne of Teylingen op één lijn te stellen. Maar zij waren wel zeker van "edele afkomst". Ondanks hun bescheiden bezittingen verkeerden zij in de hoogste kringen en traden op als 's graven vertrouwensmannen. Te samen met de Teylingens in 1227, respectievelijk 1233, worden zij gekwalificeerd als "nobiles". Met deze titel werd oorspronkelijk de gehele Karolingische adel gekwalificeerd en later werd de benaming gebruikt om de landsheren en de vrije leenadel aan te duiden. In de eerste helft van de 13de eeuw krijgt deze titulatuur meer de betekenis van "voornaam, aanzienlijk" en werd gebruikt voor de belangrijkste, ook ministeriale, families. De zoon van Flores, Florentius wordt in een oorkonde van Hendrik van Voorne, gedateerd op 6 december 1230, zijn bloedverwant (consanguineus) genoemd. In deze oorkonde wordt, met dezelfde hand in het middelnederlands geschreven bijschrift, het bezit van de familie Van der Woert als volgt omschreven: "Florens van der Woert hout van den Heere van Vorne hondert marghen lants in Naeldwijc ende vier marghen met der woninghe ende ene vrije hoeve lants in Maseland ghelegen, alsoe als 't ynscrift sprecht van der handveste hier boven ghescreven". Om dit alles in de juiste sociaal-maatschappelijke kontekst te zien, is het nodig om kort in te gaan op de standen die men kende in de middeleeuwen en hoe ze zijn ontstaan. De pre-feodale adel, oorspronkelijk een groep bevoorrechte grootgrondbezitters (van adel was, die zijn goed in "edel"= echt eigendom bezit), is al oudtijds overgegaan in een geboortestand en heeft zich gaandeweg, na het opkomen en invoeren van het leenstelsel, gesplitst in drie klassen, welke steeds verder uiteen zijn gegroeid. In de eerste plaats de eigenlijke landsheren, die erfelijk bijv. met het gravenambt werden beleend en zich daardoor tot praktisch onafhankelijke "vorsten" wisten op te werken. Dan een kleinere groep van dynasten, een aparte, hoge klasse, die van de graaf niet meer erkenden dan alleen zijn "leenhoogheid" en in hun "vrije heerlijkheden" of "heerschappijen" allerlei souvereine rechten uitoefenden. De belangrijkste onder hen waren van huis uit eveneens rijksleenmannen geweest, maar eenmaal door een machtiger buur overschaduwd geworden en uiteindelijk gedwongen om hun gravelijke rechten aan deze laatste op te dragen, om ze daarna van die weer in leen terug te ontvangen. Een voorbeeld van een geslacht met deze status zijn ongetwijfeld de Voornes. Tenslotte waren er de "gewone edelen" (elders ook wel "schepenbaarvrijen" genoemd), grondheren en eigenaars van versterkte hoven zonder meer, die het niet tot landsheer konden brengen en bij de feodalisering afzakten tot de "onedele" bevolking of overgingen naar de nieuwe klasse der grafelijke vazallen, de beroepsmilitairen der vroege middeleeuwen. Deze laatste groep "leenmannen" bezaten door hun ruiterdienst niet slechts hogere, militaire waarde dan de overige bevolking, maar leidden ook een "riddermatig" leven, dat op die dienst was ingesteld en dat zich als een herenleven onderscheidde van het leven van boerse eigengeërfden. Hun positie werd nog sterker door hun nauwe, persoonlijke betrekkingen tot de leenheer, meestal tevens hun landheer, en het feit dat een groot deel uit de oorspronkelijke adel afkomstig was. Zo is een nieuwe geboortestand ontstaan, de vrije leenadel, betiteld als "nobiles". De Van der Woert's zullen tot deze stand behoort hebben. Naast hen kwam een andere groep van ruiters of ridders naar voren, de lagere klasse van "militaire dienstlieden" (een soort "onderofficieren") of "ministeriales", onvrije personen die door hun heer bij wijze van spreken "op een paard waren gezet" en zodoende dezelfde, belangrijke plaats in het krijgswezen gingen vervullen als de "nobiles" of leenmannen. Vanwege de "honor militaris" werden ook zij weldra als edel gewaardeerd, ontvingen lenen en andere voorrechten. Kortom deze groep ging, wel van de vrije adel gescheiden, maar allengs daarnaast, een nieuwe gestelde stand vormen. Uit deze "ministeriales" zijn bijna alle nog bestaande, oud-adellijke geslachten in ons land afkomstig. Een enkele stamt uit de groep "nobiles", zoals de nog bestaande geslachten Van Foreest en Van der Woer(d)(t) ?. Uiteindelijk zijn beide groepen ("nobiles" en "ministeriales") "samengesmolten" tot één enkele, nieuwe aristocratie, de feodale ridderadel, zoals wij die kennen uit de schoolboeken en populaire verhalen. Pas in de tweede helft van de 13de eeuw is dit proces volledig voltooid, in die zin, dat de dienstmanschap dan, door de toetreding van vrije edelen, haar onvrijheid gaat verliezen en het verschil tussen de beide groepen waaruit de leen- of feodale ridderadel is samengesteld, in het vergeetboek raakt. Na 1270 neemt het aantal "edele" families snel toe en hebben de graven en hun gelijken deze onderscheiding voorgoed voor die van "illustres viri" verwisseld. In het jaar 1253 wordt nog gesproken van "cosilio nobilium ministerialium ac vassolorum". Pas in 1284 blijkt uit de uitdrukking "nobiles ministeriales", in tegensteling tot de term "ignobiles", dat de samensmelting van vrije "nobiles" en onvrije ridders geheel is voltooid. Na dit intermezzo keren we weer terug naar de bezittingen van Flores. De 100 morgen in Naaldwijk is puur land. Op de 4 morgen in Maasland zijn hoogstwaarschijnlijk de kastelen de Lage en Hoge Woerd gebouwd. De vanouds eigen vrije hoeve of mansum van de familie te Maasland is de Waertehoeve. Deze Waertehoeve zal het oorspronkelijk erfgoed van Flores en zijn voorouders zijn geweest, van geslacht op geslacht. Deze mansum lag oorspronkelijk bij de nederzetting Wirthum aan de rivier de Maas (Van der Wirth(um) = Van der Wirth/Wurth/Wort/Woert/Woerd ?). Het zal zeker tot het jaar 1000 als tolhuis dienst hebben gedaan voor de scheepvaart op de rivier. Door de graven van Holland is rond dit jaar de tolheffing verplaatst naar Vlaardingen en vanaf 1018 verder naar Geervliet. De tolinning vond plaats met een klokbel op de wal en met roeiers in snelle roeivletten. Naast de functie van tolhuis kan de mansum Waertehoeve ook een bewakingstaak hebben gehad tegen zeerovers, zoals de Noormannen. Vanaf Wirthum was er een vluchtweg naar een ronde burcht in Maasland. De mansum zal, als vanouds, ook het uitgangspunt zijn geweest voor een vrij en eigen ontginningsbedrijf tot ver in het veen van het later zo genoemde Delfland, vanaf de Maasoever bij Wirthum opstrekkend langs de Oostzijde van Maasland. De ouders van Floris moeten de ondergang van Wirthum in 1134 hebben meegemaakt en hebben mogelijk reeds daarvoor of daardoor hun mansum de Waertehoeve verplaatst naar een plek ten oosten van Maasland, ongeveer ter plaatse van het tegenwoordige Ter Lucht. Vanuit deze nieuwe mansum De Woerd zal de bewaking van de Maas zijn voortgezet tot de twee kastelen Lage en Hoge Woerd waren gebouwd. De mansum De Woerd was geen 'doorsnee' boerderij. Het was ook een heerlager, een wirtshaus, een herberg, en rustplaats voor vermoeide reizigers waar ook paarden werden verzorgd en de reizigers voeding en slaapgelegenheid werd geboden. Na storm op zee of anderszins zullen hier ook schippers en scheepsbemanningen onderdak hebben gevonden. Na de bouw en gedurende de bewoning van de kastelen Lage en Hoge Woerd tot juni 1393, blijkt de mansum De Woerd of de Waertehoeve ook eigendom van Floris en zijn nazaten te zijn gebleven. Er woonden waarschijnlijk steeds familieleden in. De riddersloten Hoge en Lage Woerd zijn twee kastelen die op korte afstand van elkaar gelegen waren binnen de heerlijkheid Naaldwijk in Delfland. Floris was heer van der Woerd, zowel van de Lage als van de Hoge Woerd en is waarschijnlijk de "bouwheer" en eerste bewoner geweest van beide kastelen. Samen met zijn vrouw, een dochter van Unarch van Nadelwick, en zijn drie kinderen. De realisering zal, vanuit strategische belangen, zeker zijn bevorderd door de graven van Holland. Beide kastelen waren uit zware, zogenaamde kloostermoppen gebouwd. Zij moeten zeer sterke en hoge torens hebben gehad en omgeven zijn geweest door brede en diepe grachten, die waarschijnlijk met elkaar in verbinding stonden. De twee kastelen lagen op ca. 600 meter van elkaar op de Noordinge ten noorden van Naaldwijk en zullen rond of kort na 1150 zijn gebouwd. De laan van de Hoge Woerd kwam uit op de weg tussen Honsholredijk en Naaldwijk. De laan van de Lage Woerd liep in die tijd tot aan de rivier de Maas en de Maasdijk in Sant-Ambacht, het latere en huidige 's Gravenzande. Deze lanen waren kennelijk bedoeld voor ruiters om de Maas snel te bereiken en te bewaken. Voor de bouw van de Lage en Hoge Woerd moet er ter plaatse een zogenaamde "mansio" of ontginningsboerderij hebben bestaan. Waarschijnlijk bezit van voorouders van Unarch van Nadelwick, een adellijke streekgenoot en de schoonvader van Flores en eveneens delflaar. Beide kastelen zijn jammergenoeg in juni 1393, na de moord op Aleyd van Poelgeest, door brand verwoest in opdracht van hertog Albrecht van Beieren, graaf van Holland, enz. Ze werden beschouwd als broeinesten van de Hoeken. Van de Lage Woerd is na de verwoesting slechts één vierkante toren blijven staan, in de volksmond de duiventoren genoemd. Hiervan bestaat een tekening die in 1735 is gemaakt door Cornelis Pronk. Dit enige overblijfsel van de eens twee machtige en sterke ridderkastelen, is in 1820 afgebroken... Van de Hoge Woerd ontbreekt elke afbeelding en er zijn, voordat het terrein bebouwd is, ook geen sporen in de bodem aangetroffen. De bouw van beide kastelen is een enorme en respectabele "klus" geweest. Zeker voor die tijd. De kloostermoppen moeten in grote aantallen, waarschijnlijk per schip en met paard en wagen, van elders zijn aangevoerd. Vele jaren lang zijn er heel wat ambachtslieden nodig geweest voor de bouw. Bovendien moet men uitgesproken ideeën hebben gehad over de vorm, de constructie, de materialen en de indeling. Er moet, wat we nu noemen, een ontwerp zijn geweest. In 12e eeuw kan de realisering van een dergelijk "project" zeker een grote en belangrijke prestatie worden genoemd. Floris was niet alleen ridder of milites en kastelenbouwer, maar ook delflaar. Het bekende "darinc" delven of vervenen, waarbij veenlagen werden vergraven of gebaggerd en tot turf verwerkt. Delfland en de stad Delft hebben hun naamgeving te danken aan deze "industrie". In die tijd, lang daarvoor en nog lang daarna tot in de 19e eeuw, is turf de grootste energiebron geweest in de lage landen aan de Noordzee. De Romeinse schrijver Tacitus heeft dit reeds vermeld. De turfproduktie zal Flores, zijn voorouders en zijn nazaten de nodige financiën hebben opgeleverd. Middelen om hun kastelen en stenen huizen te bouwen en te onderhouden en om hun riddermatige levenswijze mogelijk te maken en in stand te houden.