Johanna Charlotte (Jo) van 't Kruijs

Is your surname van 't Kruijs?

Research the van 't Kruijs family

Johanna Charlotte (Jo) van 't Kruijs's Geni Profile

Share your family tree and photos with the people you know and love

  • Build your family tree online
  • Share photos and videos
  • Smart Matching™ technology
  • Free!

Johanna Charlotte (Jo) van 't Kruijs

Birthdate:
Birthplace: Amsterdam, Government of Amsterdam, North Holland, Netherlands
Death: March 01, 2020 (95)
Haarlem, Haarlem, NH, Netherlands
Immediate Family:

Daughter of Sander van 't Kruijs and Catharina Petronella Vermeij
Wife of Wim Polak
Mother of Private and Private
Sister of Willem van 't Kruijs

Managed by: Private User
Last Updated:
view all

Immediate Family

About Johanna Charlotte (Jo) van 't Kruijs

http://home.planet.nl/~lunst001/Lunstroo/#p105374 http://www.opzij.nl/nl/artikel/36223/jo-polak-over-haar-huwelijk-me...

JO POLAK OVER HAAR HUWELIJK MET EEN JOODSE ONDERDUIKER TWEEDE WERELDOORLOG In de vakliteratuur is weinig te vinden over huwelijken tussen joodse onderduikers en hun helpsters. Hoe vaak deze huwelijken zijn voorgekomen, is ook niet bekend. Jo Polak-van "t Kruys (1924) leerde als koerierster haar man op zijn onderduikadres kennen. Sinds bijna vijftig jaar is zij getrouwd met de Amsterdamse oud-burgemeester Wim Polak. Jo Polak: "Tussen ons speelde dat rotwoord dankbaarheid geen rol."

"Ook na de oorlog heb ik hem altijd beschermd"

Je bent getrouwd met "je onderduiker". Hoe kwam je in het verzetswerk terecht? "Ik was nog maar heel jong toen de oorlog uitbrak, vijftien, zestien. Ik kwam uit een sociaal-democratisch arbeidersgezin en zat vanaf dat ik twaalf was in de AJC. Een "bewust levend gezin" heette dat. Soms kwam ik uit mijn werk en dan zei mijn moeder bijvoorbeeld: Miep heeft een pakje gebracht, dat moet naar Gerard. Soms voelde ik dat het papier was; dan waren het krantjes, illegale blaadjes. Ik kan nooit meer bruine fietstassen zien zonder aan illegale krantjes en bonkaarten te denken.

Verzet is een te groot woord; zo zag je dat toen niet. Het was meer: mensen die geholpen moesten worden. Dat ging vooral om kennissen of joodse mensen die ergens heen gebracht moesten worden. We kenden de joodse familie bij wie mijn moeder dienstbode was geweest goed, dus die hielpen we. Toen de joden niet meer de winkels in mochten, kwam er

"s middags een paar uur een marktje in de speeltuin in de Gaaspstraat, de Amsterdamse Rivierenbuurt. Eng was dat, de SD hoefde het hek maar dicht te doen... Dus wij deden de boodschappen en brachten die "s avonds thuis.

En wij waren een zogenaamd "doorgangshuis" - mensen bleven een paar dagen en gingen dan naar een volgend adres. Omdat mijn moeder sinds 1938 kanker had, deed ik later in de oorlog het hele huishouden. Voor moeder, vader en de onderduikers. Ik ben met werken gestopt om mijn moeder en al die mensen te verzorgen."

Hoe leerde je Wim kennen?

"Mijn oom en tante hadden een winkel in huishoudelijke artikelen en speelgoed, in Amsterdam-Zuid. Wims oom kwam daar als vertegenwoordiger. Zo waren Wims oom en tante en mijn oom en tante bevriend geraakt. Wim kende ik toen nog niet, ik had wel met zijn nichtjes Leny en Chelly op dezelfde lagere school gezeten. Chelly en haar ouders zijn al vroeg weggehaald. Eerst deden we de boodschappen voor Wims oom en tante. Toen zei mijn tante op een keer: geef je persoonsbewijs eens even. Je kon je persoonsbewijs niet te vaak kwijtraken, want elke keer moest je dat melden op het politiebureau. Maar in dit geval was het maar uitleen. Voor Leny om naar hun onderduikadres te reizen, in de buurt van Oldenzaal."

Doken Wims ouders niet onder?

"Wims oom en tante hadden aanvankelijk genoeg geld om voor de onderduik te betalen. Later leenden ze geld. Wims ouders durfden misschien niet onder te duiken, maar ze hadden ook het geld niet. Wims vader was op Duits bevel met veel anderen tewerkgesteld in wat nu het westelijk havengebied heet. Zwaar werk. Op een vrijdagavond kwamen al die mannen niet thuis - allemaal opgepakt. Diezelfde avond, 2 oktober 1942, zijn hun gezinnen opgehaald. Wim en zijn moeder zijn naar de Euterpestraat gebracht, waar toen het hoofdkwartier van de SD was. Wim is vrijgelaten omdat op zijn persoonsbewijs stond dat hij bontwerker was en voor de Wehrmacht werkte. Kort daarna is hij in Twente ondergedoken, in hetzelfde huis als Leny en haar ouders. Mijn oom en tante waren degenen die dat gezin verzorgden. Bonkaarten brengen die door mijn broer op het distributiekantoor werden "gehaald". En we sleepten er almaar dingen heen: zeep, huishoudelijke artikelen. Gelukkig hadden oom en tante die winkel. Dus als er spullen nodig waren, brachten we die. Toen er geen treinen meer reden, is tante nog eens alleen op de fiets heen en weer gegaan."

En zo heb jij hem ontmoet?

"Ja, in juli 1943, toen ik de bonkaarten ging brengen en een paar dagen in Twente bleef logeren. Later bracht ik ook boeken. Wim had economie willen studeren, maar dat kon toen uiteraard niet. Een vriend die wel studeerde, gaf mij zijn leerboeken mee. De bonkaarten verstopte ik onder mijn kleren. Het was een heel gedoe: met de D-trein die naar Duitsland ging, voor de grens uitstappen en dan in het donker vanaf het station naar dat huis ver buiten de stad lopen. Het huis lag apart. Het gezin was protestant en de rest van de omgeving katholiek, zodoende kwam er bijna nooit iemand op bezoek. Die enkele keer dat er vreemd bezoek kwam, moesten we doodstil zijn, het was een gehorig huis. Je kon nog geen stoel verschuiven. Ze hebben weleens uren niet naar de wc kunnen gaan.

Niemand besefte dat die onderduik zo lang zou duren. Je dacht aan hooguit een paar maanden. Uiteindelijk hebben Wim en de anderen twee en een half jaar binnen gezeten. Wims tante was bijna kaal na de oorlog. Ze dacht dat dat kwam doordat ze in de onderduik te weinig warm water had gehad om haar haar eens te wassen. Daar wil Wim nooit over praten. Daar gaat zo"n terreur van uit: je niet kunnen wassen."

Hoe ging dat met de liefde?

"Het raakte tussen Wim en mij al snel aan. Hoe dat ging, weet ik niet meer. Je kon natuurlijk niemand vertellen dat je verliefd was, maar mijn ouders en oom en tante wisten het wel. Als ik naar Oldenzaal ging, was het vrijdags heen en zondags terug. Er slapen was vanzelfsprekend gevaarlijk, dat besefte je, maar omdat je verliefd was, nam je extra risico"s. En we schreven! Dat kon natuurlijk eigenlijk helemaal niet. Wim schreef gewoon rechtstreeks, ik antwoordde via een postbus. Die brieven werden dan opgehaald door de zoon of de dochter des huizes. Diezelfde zoon stond ook zijn bed af als ik bleef. Dat samen slapen was stiekem, dat wisten zelfs de onderduikgevers en Wims oom en tante niet, alleen die zoon. We gebruikten condooms; waarschijnlijk kreeg ik die van mijn schoonzus of broer. Bij ons thuis was dat gewoon. Mijn ouders waren lid van de Neo-Malthusiaanse Bond, wat later de NVSH werd. Ik erger me altijd hevig aan radioprogramma"s waarin gedaan wordt of voorbehoedmiddelen nieuw zijn en alsof het heel wat is die te gebruiken."

Waren jullie voortdurend bezorgd om elkaar?

"Wim heeft nooit het idee gehad dat ik in de trein gepakt kon worden. Ik ben ook nooit gepakt. Mijn broer en schoonzus wel. Dat is goed afgelopen. Wim heeft altijd gedacht dat ik wel op mijn pootjes terechtkwam. Ze beseften daar heel weinig van wat er buiten gebeurde. Ze wisten natuurlijk wel van represailles en fusillades, want dat werd gepubliceerd. Maar wij waren vrij. Voor hen was het alsof wij maar gewoon konden doen wat we wilden. Zij zaten daar maar. Wim zat vaak op zolder te studeren; zijn oom heeft al die jaren uit het raam naar buiten zitten kijken of er geen onverwachte bezoeker kwam. Ikzelf had geen rustig moment als ik met bonkaarten of illegale kranten in de trein zat. Maar Wim en ik waren heel optimistisch. We hadden het altijd over later, over onze toekomst samen. Jeugdige overmoed kun je misschien wel zeggen."

Hoe durfde je het allemaal?

"Dat het koerierswerk gevaarlijk was, zeker na 1940, 1941, dat wist je, maar toch ook eigenlijk niet; je maakte het onschuldiger. En je hield het vol doordat je niet wist dat het zo lang zou duren. Als je had geweten, twee en een half jaar onderduik, dat was onmogelijk geweest."

Hebben jullie tot de bevrijding contact kunnen houden?

"Toen de IJssel-linie dichtging, konden we niet meer naar het oosten van het land. Toen hebben we bijna een jaar geen contact gehad, en elkaar ook maanden niet kunnen schrijven. In die tijd heb ik thuis moeder verzorgd. Zij heeft nog de bevrijding en de voedseldroppings meegemaakt en van de dood van Roosevelt gehoord. Ze stierf op 22 mei 1945, 47 jaar oud. Dat was voor Wim terugkwam. Moeder kende hem wel: ze had een keer een weekje in Oldenzaal gelogeerd. Twente werd in april bevrijd, Amsterdam in mei. Toen kon je eerst weer de IJssel niet over, dus Wim kon niet naar Amsterdam komen. Maar op 5 juni deed ik thuis op zolder de was - er was nog geen elektriciteit, dus aanbellen kon niet - en daar kwam iemand de trap op: Wim! Ik zei tegen vader: Kijk pap, dit is nou Wim. "Zo jongen," zei mijn vader, "welkom". En toen is hij nooit meer weggegaan; we zijn nu vijftig jaar samen. Het was de dag dat er voor het eerst weer een vergadering van de SDAP was in Amsterdam. Dus daar gingen we meteen al die eerste avond heen. En maar rondkijken: wie is er nog?"

Hoe was het met Wims familie gegaan?

"Wim heeft zijn vader en moeder nooit meer gezien. Maar je blijft hopen. Ik heb heel lang gedacht: op een dag staan ze voor de deur. In de loop van de tijd gaat dat over. Het werd veel later door het Rode Kruis bevestigd: Auschwitz - meteen de gaskamer in gestuurd. Wim heeft ze opgezocht in dat net verschenen boek In memoriam, met al die namen. En dan realiseer je je pas hoe jong ze waren: 42 en 44, jonger dan mijn kinderen nu zijn. Chelly en haar ouders hebben het ook niet overleefd. Evenmin als zijn grootouders en tal van andere familieleden. Ook alle joodse kinderen met wie ik op een klassefoto sta, zijn vergast. Wim was begonnen om in In memoriam papiertjes te steken tussen pagina"s waar namen staan van mensen die we gekend hebben. Maar dat is onbegonnen werk. Dan ligt dat hele boek vol papiertjes."

Hoe ging het leven na 1945 verder?

"Met Wims oom en tante is het nooit meer helemaal goed gekomen. Die waren hun hele wereld kwijt. Amsterdam - iedereen weg. Maar voor ons was het meer: we gaan iets moois opbouwen. Een mooie maatschappij en een mooi gezin. We waren nog erg jong allebei. Je wilde graag gezelligheid, een aardig huis. Je voelt natuurlijk ook de verplichting er iets van te maken. Vooral Wim had dat: je voelt je schuldig, of liever gezegd: iets verschuldigd, want waarom leef jij nog en al die anderen niet? Zoals Chelly. Dus je gaat heel hard werken, en iets aan de wereld doen. Wim ging al tijdens zijn studie bij Het Vrije Volk werken. In 1962 werd hij voor de PvdA lid van de gemeenteraad van Amsterdam, in 1965 wethouder, daarna staatssecretaris en van 1977 tot 1983 burgemeester.

In 1947 zijn we getrouwd. We hebben met trouwen twee jaar gewacht, want je moest eerst een vak leren. Je moest voor jezelf kunnen zorgen was het idee, voor als er "iets gebeurde". Onze opvatting was ook: we willen graag trouwen, maar als het niet bevalt, houden we er weer mee op. In de oorlog had ik inschrijfpapieren opgehaald voor de verpleegstersopleiding. Dat had ik graag gewild. Maar je moest een ariërverklaring bijvoegen, dus mijn vader zei: gooi dat maar weg. Toen heb ik na de oorlog toch nog de kraamopleiding gedaan. Het was zwaar die opleiding te doen met drie mannen thuis; Wim, vader en een van de zoons van Wims onderduikouders die nog een tijd bij ons heeft gewoond. Het was een moeilijke tijd: er was niet veel eten, de was moest met de hand. Maar het rare was: niemand zei na die oorlog: wat zijn we uitgeput, nu mogen we wel een tijdje met vakantie. Je begon juist met volle kracht te werken. Je moest het waard zijn dat je overgebleven was. Ik heb een tijdje gekraamd, maar toen Carla geboren werd, in 1948, ben ik opgehouden met werken. Ik had wel weer aan het werk gewild toen de kinderen groot waren, maar er was toen een enorme werkloosheid onder kraamzusters omdat er weinig kinderen werden geboren. Men zei: "Mevrouw, uw man is wethouder, u heeft het niet nodig, het is maar voor uw plezier, anderen moeten ervan leven." Een feminist van nu zou dat niet pikken, maar ik zag de redelijkheid van het argument wel in. Ik zat niet als een zielig sukkeltje thuis. Als wethoudersvrouw werd je overal voor ingeschakeld. Internationale gasten ontvangen en rondleiden. Ik zat ook in allerlei besturen en heb lang "leesclubs" geleid, een soort discussiebijeenkomsten die bestonden tot de Rooie Vrouwen werden opgericht. Daar praatte je over de politiek, echt een vorm van zelfstudie en ontwikkeling, heel anders dan passief televisie kijken. Maar over de oorlog ging het nooit meer. Er wordt nu geklaagd dat er indertijd niet geluisterd werd, maar je dacht ook dat het beter was om elkaar maar niets te vragen. En je wilde die oorlog niet meer. Je wou weleens rust na al die ellende. Maar via de kleinkinderen komt de oorlog nu weer terug. Bijvoorbeeld door boeken. Dan zeg ik: wil je dat wel lezen? En dan zegt zo"n kleindochter: ja, ik ben ook joods. En dan stellen ze vragen over Wims onderduik. Onze eigen kinderen vroegen niets; we hebben er wel over verteld, zij het vrij oppervlakkig. Wim had soms nachtmerries. De kinderen hebben dat nooit gemerkt en wij hebben het nooit aan hen verteld. Je wilt je kinderen beschermen. Maar ik heb nooit de kinderen stilgehouden terwille van Wim."

Jij bent niet joods. Heeft dat een rol gespeeld tussen jullie?

"Wim kwam uit een geassimileerd gezin en wij maken geen van beiden een onderscheid tussen joods en niet-joods. Soms wilden mensen aardig zijn. Dan zeiden ze: "Fijn dat Amsterdam weer een joodse burgemeester heeft." Ik vind dat niet goed. Wim was geen joodse, maar een socialistische burgemeester. Net als Samkalden en Van Thijn. Wim zal nooit verhullen dat hij een jood is, maar die joodse identiteit betekent voor ons niet wat sommige anderen erin zien. Neem die voogdijkwestie van na de oorlog. Ik heb een onderduikkind gekend dat bij een buurvrouw was ondergebracht. Die heeft hem de oorlog door gesleept. Zij heeft er echt onder geleden toen ze het kind niet mocht houden. De ouders waren omgekomen, het kind moest naar een joodse inrichting."

Speelt dankbaarheid een rol?

"Dat Wim mij dankbaar zou zijn? Of zou moeten zijn? Nee, tussen ons speelde dat niet. Maar anderen en mijn oom en tante zijn we natuurlijk wel dankbaar geweest. Wat een rotwoord trouwens."

Heb je er echt niets aan overgehouden?

"Ik heb het gevoel dat wij er aardig goed doorheen zijn gekomen. We hebben een goede relatie met elkaar en met de kinderen. Wat ik eraan heb overgehouden, zijn haatgevoelens. Ik heb eenmaal een razzia meegemaakt. Kwamen de Duitsers huis aan huis zoeken. Een joodse jongen die bij ons zat ondergedoken, was gelukkig net de avond ervoor vertrokken. Dus vader zei: kijk gerust boven. Die laarzen gingen trap op, trap af. Daar heb ik lang last van gehouden: dat ik die laarzen hoorde dreunen. Maar ik zie mijzelf niet als iemand die iets ergs heeft meegemaakt. Die angst heeft geen sporen achtergelaten. Voor Wim is het anders - die heeft dat schuldgevoel, en die heeft natuurlijk echt grote verliezen geleden. Praten over de oorlog doen we nu, vooral in mei. Vroeger niet. We zijn in 1968 naar Yad Vashem geweest (het holocaustmuseum in Jeruzalem - red.), nooit meer over gepraat. Vroeger lazen we ook al die oorlogsboeken niet. Pas kort geleden heb ik Het bittere kruid van Marga Minco gelezen - hadden we allebei nooit gedaan.

De oorlog blijft altijd een rol spelen in je manier van doen. Ik ben in feite doorgegaan met zorgen. Ik heb hem altijd beschermd. Hij was eigenlijk heel labiel na de oorlog. Viel flauw van enge verhalen, bijvoorbeeld als ik vertelde dat een vrouw bij een bevalling veel bloed had verloren. Nare berichten, slecht nieuws - daar kon hij niet tegen. Ik ben altijd op mijn qui vive. Een keer, eind jaren zeventig, was er een groep opdringerige demonstranten bij onze ambtswoning. Toen kwamen wij eraan, de brug van de Herengracht over. Dan voorzag ik het al - maar Wim zag nooit dat hij in het nauw zou komen - we konden ons huis niet in. Ja, dat riep echt associaties bij hem op, van razzia"s en niet weg kunnen. Dat mensen dat niet snappen - dat je dat niet kunt doen. Ik ging er in mijn volle breedte voor staan. Om hem vrij te houden. Als kind was ik een doetje, maar dat is wel overgegaan. Op cruciale momenten greep ik wel in."

Getrouwd met een onderduiker

In Nederland woonden voor de oorlog 140.000 mensen met drie of vier joodse grootouders: Volljuden volgens de nazistische rassenwetten. Ruim 100.000 van hen werden door de Duitsers vermoord. Tussen 1941 en 1945 hebben ongeveer 25.000 joden ondergedoken gezeten, soms op één adres, soms op talloze; tegen geen of een gigantische vergoeding; goed behandeld of grof uitgebuit.

Voor ongeveer twee derde van de ondergedoken joden betekende de onderduik hun redding; de rest werd - meestal door verraad - alsnog gepakt.

De hulp aan onderduikers was misschien niet de meest opzienbarende vorm van verzet (in allerlei officiële regelingen en geschiedenisboeken gold dit zelfs nauwelijks als "echt" verzet), maar wel een intensieve. Vrouwen speelden in de hulp aan onderduikers een belangrijke rol. Niet alleen als gastvrouwen. Vooral toen het in de loop van de bezetting voor mannen moeilijker werd om vrijuit de straat op te gaan (er werden razzia"s gehouden om hen op te pakken voor de Arbeitseinsatz), werden vrouwen voor het verzet onmisbaar. Zo ongeveer vanaf 1943, toen de Duitsers ook de niet-joodse bevolking begonnen te terroriseren, fietsten honderden koeriersters het land door op fietsen zonder banden, met wapens, boodschappen, en kopij en lood voor de illegale pers. Of ze brachten per trein bonnen en andere spullen naar onderduikers. Onderduikgeefsters waren meestal huismoeders; koeriersters in het algemeen jonge vrouwen, ongetrouwd en kinderloos.

Het ligt voor de hand dat er zich in deze spanningsvolle situaties verliefdheden voordeden. Men was van elkaar afhankelijk en deelde hevige emoties en angsten. Sommige verliefdheden groeiden uit tot relaties en sommige van die relaties leidden na de oorlog tot een huwelijk. Er zijn alle mogelijke soorten "oorlogshuwelijken" gesloten: met jongens die waren ondergedoken om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen; tussen mensen die samen in het verzet zaten; en tussen onderduikgevers of koeriersters en door hen geholpen joodse onderduikers. De vader van de voormalige minister van Justitie Hirsch Ballin was een joods jurist die na de Kristallnacht uit Duitsland vluchtte. Hij trouwde met een vrouw die hij had leren kennen doordat zij betrokken was bij de onderduikhulp, onder andere aan een van de Amsterdamse adressen waar hij ondergedoken zat. De bekende televisiepersoonlijkheid en kruidenvrouw Klazien uut Zalk trouwde als protestants meisje met een joodse onderduiker.

Hoe vaak zulke huwelijken zijn voorgekomen, is niet bekend. Wel bekend is dat het soms problematische verhoudingen waren. Simon H. dook als joodse jongen eind 1942 onder bij zijn collega Marja, die samen met haar broer een kamer bewoonde in een pension. Dat er een derde "huurder" was, mochten de andere gasten natuurlijk niet weten. Er werd voor Simon een kast gebouwd waar hij in kon kruipen als er onverwacht iemand langs kwam. In december 1943 kregen Marja en Simon in de onderduik een zoon; de zwangerschap was een wens van Marja. Ze trouwden zodra het kon, in 1945, ook "omdat dat in die tijd wel hoorde als je samen een kind had". Maar het huwelijk liep eigenlijk meteen mis: "We waren al voor de oorlog verliefd, daarom kon ik toen bij haar terecht. Maar we zaten te lang gedwongen bij elkaar. We waren heel jong en als we niet in die situatie terecht waren gekomen, waren we waarschijnlijk nooit getrouwd; dan was na een tijdje zo"n verhouding gewoon uit geraakt." In 1948 zijn ze gescheiden.

Over de huwelijken van helpsters met door hen geredde onderduikers is in de vakliteratuur niet veel te vinden. Daarin staat vooral de constellatie beschreven waarin een vrouw na de oorlog een echtgenoot opving die leed onder een verleden dat voor haar ontoegankelijk was. Ook in gespreksgroepen voor partners van oorlogsgetroffenen zitten vooral vrouwen die na de oorlog een man trouwden met een traumatische achtergrond waaraan zijzelf juist géén deel hadden. Een van de mogelijke valkuilen in een huwelijk waarin de een het leven "dankt" aan de ander is wat psychoanalyticus Louis Tas noemt: een dankbaarheidshypotheek. Net zoals de vaak gevoelde (en even vaak verafschuwde) "plicht tot dankbaarheid" voormalige onderduikers in het gewone leven kan blijven hinderen, speelt die "plicht" soms een desastreuze rol in echtelijke relaties. Een dankbaarheidshypotheek kan vele vormen aannemen. De geredde partner kan bij zijn helpster blijven, of ongelijkwaardigheid en dwang accepteren uit dankbaarheid; maar het kan even goed zijn dat hij uit woede over de hem aangedane afhankelijkheid nooit meer ergens dankbaar voor wil zijn. De helpster kan denken dat haar man alleen "uit dankbaarheid" van haar houdt; maar omgekeerd kan ze ook, al dan niet bewust, van hem eisen dat hij haar eeuwig dankbaar is voor zijn bestaan. De situatie dat een vrouw later trouwde met een onderduiker ligt bovendien in het verlengde van de traditionele vrouwelijke identiteit waarvan helpen, zorgen en invoelen immers vanouds de hoofdbestanddelen vormen. Die vrouwenrol kan door de onderduikervaring, waarin zijn leven echt van haar afhing, worden versterkt. Mannen die hun afhankelijkheid als een vernedering ervoeren, kunnen de stereotiepe mannenrol later juist aandikken.

Ook religie heeft in huwelijken tussen joodse onderduikers en hun redders soms wrijving opgeleverd; Nederland was per slot een verzuild land. Een rooms meisje bijvoorbeeld kon in 1945 niet trouwen met een niet-katholieke jongen als die zich niet "bekeerde".

En behalve dat waren er dan ook nog alle "gewone" lasten van het leven met de oorlog. Sommige mensen bleven psychisch altijd "ondergedoken". Vrouwen hebben in naoorlogse gezinnen waarin met zulke emotionele erfstukken moest worden geleefd, niet zelden een bufferfunctie vervuld tussen hun getraumatiseerde mannen en de kinderen: "Sssttt, niet over praten, je weet toch dat papa daar niet tegen kan..."

Maar huwelijken tussen vrouwen en de door hen geholpen onderduikers gingen gelukkig ook vaak heel goed. Klazien heeft van haar huwelijk "nooit geen spijt gehad", maar wil er verder niets over zeggen: "Die oorlog is nu lang genoeg geleden en mijn man heeft een erge hekel aan publiciteit".

Door Jolande Withuis / 01-05-1996

view all

Johanna Charlotte (Jo) van 't Kruijs's Timeline

1924
August 17, 1924
Amsterdam, Government of Amsterdam, North Holland, Netherlands
2020
March 1, 2020
Age 95
Haarlem, Haarlem, NH, Netherlands