mr. Johan Pitten

mr. Johan Pitten sloot op 17 december 1667 huwelijkse voorwaarden met Jenneken van den Dungen. mr. Johan Pitten bracht daarbij een weiland te Weert en een kapitaal van f 900 inbracht; bovendien was hij wel versien van cleederen, linnen ende wolle, tamelijck ende degelijcken naer sijnen staet, oock cleijnodiën ofte juweelen voorde bruijt. Zij woonden te Sint-Michielsgestel en Johan Pitten was als basselier inden rechten werkzaam te ’s-Hertogenbosch. Jenneken overleed in december 1668. Enkele dagen na haar overlijden ontstond een ruzie tussen Jennekens zus en haar weduwnaar over het vruchtgebruik van de nalatenschap van haar moeder. De zaak liep zo hoog op, dat op 9 januari 1669 een dienstmeid met tien of twaalf soldaten in opdracht van Johan Pitten met een schuijtjen is comen varen aen het slotjen bij de voorsschreven testateuren nagelaten ende tot Gestel gelegen, welk slotje te Sint-Michielsgestel in gebruik was bij zijn schoonzus Grietgen van den Dungen en haar man Hendrick Roefs, waarbij de aanvallers haer niet hebben ontsien om alle die gene welcke daer in waeren de deure uijt te setten ende lelijck te handelen. Dat alles onder het voorwendsel dat Hendrick en Margrieta er lang genoeg hadden gewoond en nu Johan en zijn vrouw nu wel eens aan de beurt waren. De vete tussen beide zwagers hield aan en in 1677 probeerde Johan Pitten het testament ongeldig te verklaren, waarin Jacob Donckers zijn zus Oda, Johans schoonmoeder, had onterfd. Met zijn tweede vrouw, Jacoba van Steenhuijse, maakte hij zijn testament in 1685 te Grave (bron: Leo Adriaenssen. "Zeven eeuwen Donkers, Donckers, De Doncquers. Boeren, burgers en baronnen". Ongepubliceerd manuscript, 2012, pag. 725-726)