Hessel Snabbe

https://www.genealogieonline.nl/stamboom-van-osch/I17024.php

Hessel SNABBE, overleden voor 1364, waarschijnlijk woonde hij in Udenhout. Blijkens de inschrijvingen in het hertogelijke cijnsboek van 1340 betaalde Hessel cijnzen uit zijn eigen erfgoederen en uit goederen afkomstig van Wouter Bigghen, Jacop van den Hout, Hille en Jutta Liscop, Heylwich van den Hovel, Peter Toyt, Thomaes Valant; Berijs Pigghen. Een van de posten ging in de loop der jaren door verkoop of anderszins over naar Goeswijn Heynen van Vlimen. Het is nog niet duidelijk op Snabbe een overgeerfde familienaam was dan wel of Hessel als eerste met die (toe)naam werd aangeduid. Hessel Snabbe en de vrouw van Jacob Snabben stichtten jaargetijden te Oisterwijk, die nadien werden betaald door Willem van der Hautart (schoonzoon van de laatste) uit een onderpand te Udenhout. http://www.mirandabos.nl/stamboom/pg-0018.htm#BM8925

Web: Netherlands, GenealogieOnline Trees Index, 1000-2015 (in Dutch) BIRTH, MARRIAGE & DEATH

NAME: Liesbeth Jacop Snabbe SPOUSE: Willem Daniel van der Hautart Notities bij Jacob Snabbe

   info:

   Familie Smeulders / Smolders / Smoelneer / Snabbe:

   De volgende tekst is grotendeels afkomstig uit de Brabantse Leeuw jaargang 41 (1991) - "De herkomst van een Tilburgs geslacht - Smulders" door J.A.M. Smulders. De naam Smulders, in oorsprong en genitiefvorm van de beroepsnaam smulder, is in Tilburg van oudsher zeer verbreid. In de oudste Tilburgse registers vinden we veelal de spelling Smolders, soms ook Smoelders. De minder voorkomende grondvormen die Molder, respectievelijk die Moelder, worden door elkaar met de genitiefvormen gebruikt. Andere oude vormen van dezelfde naam zijn Smoelneers en Smoelners, respectievelijk die Moelnecren die Moelner. In middeleeuws Latijn vinden we naast Muitor (Multoris) en Molitor (Molitoris) het fraaie Molendinarius (Molendinarii).

   De meeste Tilburgse naamdragers zijn onder te brengen in een vijftal geslachten, waartussen een familieband (nog) niet kan worden aangetoond. Veruit het meest uitgebreide van die vijf geslachten begint in Tilburg met twee takken, met aan het hoofd van de ene tak Gherijt Smoelneers en van de andere tak Adriaen Smoelneers, twee gebroeders wier gezinnen vanaf het begin in de rond 1500 aanvangende Tilburgse schepenregisters vermeld worden. Hun afstammelingen zijn bij de invoering van de Burgerlijke Stand voor het overgrote deel ingeschreven als Smulders, in de spelling met 'u' dus. Een kleine, inmiddels echter ook flink uitgedijde groep, werd geboekt in de spelling met 'eu': Smeulders.

   In de zestiende eeuw is een aantal leden van de toen reeds uitgebreide familie geheel andere namen gaan voeren, zoals Keysers (die Keyser), Leenhouwers (die Leenhouwer), Rondens (die Ronde), terwijl Adriaen ook de rechtstreekse voorvader in mannelijk linie is van een belangrijke tak-Mutsaerts. De verschillende al of niet gepubliceerde fragmentgenealogieën welke tot nu toe zijn gevonden, blijven ergens in de zeventiende of zestiende eeuw steken of gaan in elk geval niet verder terug dan tot een van de hierboven vermelde broers Gherijt en Adriaen.

   De eerste generaties worden gevonden in de vrijheid van Oisterwijk, met name in Berkel en in Udenhout, alsmede in aangrenzende gebieden, zoals Helvoirt en Loon op Zand. De oudste tot nu toe bekende voorvader is Hessel Snabbe (1290-?). Waarschijnlijk woonde hij in Udenhout. Blijkens de inschrijvingen in het hertogelijke cijnsboek van 1340 betaalde Hessel cijnzen uit zijn eigen erfgoederen en uit goederen afkomstig van Wouter Bigghen, Jacop van den Hout, Hille en Jutta Liscop, Heylwijch van den Hovel, Peter Toyt, Thomaes Valant en Berijs Pigghen.

   Gherijt Betten Smoelneers (1375-), een achterkleinkind van Hessel Snabbe, had van Jan Bac Bertouts landerijen met aanhorigheden gekocht, welke vroeger hadden toebehoord aan Wouter Kristinen en welke gelegen waren in Westilborch, ter plaatse geheten Loven, om 4 mud rogge Oisterwijkse maat, jaarlijks op Lichtmis. Wanneer precies deze transactie plaats vond, is niet duidelijk. Zij is slechts bekend uit en Bossche schepenakte van 1430, waarbij Willem Jans van Wijfliet, die blijkbaar de erfpacht van 4 mud rogge van Jan Bac Bertouts verworven had, deze overdroeg aan Aert Jan Betten en aan Jacob Aerts van der Hoeven.

   In 1428 verwierf Gherijt de helft van de hoeve ter Rijt (of van der Riet; zie hieromtrent de studie van Martin W.J. de Bruyn, getiteld „Twee hoeven ter Rijt"). Later kwam die helft in het bezit van de zes kinderen van Gherijt en Kathelijn en in 1440 kwam een transactie tot stand, waarbij vijf van de zes kinderen ieder hun aandeel overdroegen aan hun broer Gherijt. Na het overlijden van zijn echtgenote Kathelijn was vader Gherijt rond 1418 hertrouwd met ene Elisabeth, die hem nog twee zonen schonk: Gherijt en Adriaen (of Adriaen en Gherijt, het is niet duidelijk wie de oudste was, misschien waren zij tweelingen). Deze twee zonen gingen zich definitief Smulders noemen. Met hen zijn we gekomen bij de twee hoofdtakken van 'Tilburgse' Smuldersen, waarover in de inleiding van deze genealogie is gesproken.

   Een kleinzoon van deze laatste Adriaen heette eveneens Adriaen Gherit Smolders. Van hem is ook informatie teruggevonden over de aankoop grond. Bij akte van 29 september 1569 koopt Adriaen van zijn schoonvader een huis met hof en aanliggende gronden, gelegen aan de Hoeven, met de bepaling dat Adriaen aan dat huis voor half april 1570 een kamer van twee gebonten zal timmeren, waarvan de helft aan zijn schoonouders hun leven lang voor bewoning beschikbaar zal zijn. De kinderen Marije, Magdalena en Gheritken en hun gezinnen verblijven in 1594 in Breda respectievelijk in Rotterdam.

   bronnen:

   - http://gw0.geneanet.org/index.php3?b=dutchie1&lang=nl;pz=elizabeth+...

   - http://www.patrickcoolen.demon.nl/ - Ingestuur: Ds. MG Muler