Adriaen Lever, Schepen, Drossaert, borgemeester

Is your surname Lever?

Connect to 2,105 Lever profiles on Geni

Adriaen Lever, Schepen, Drossaert, borgemeester's Geni Profile

Share your family tree and photos with the people you know and love

  • Build your family tree online
  • Share photos and videos
  • Smart Matching™ technology
  • Free!

Adriaen Lever, Schepen, Drossaert, borgemeester

Birthdate:
Death: 1674 (43-44)
Immediate Family:

Son of Cornelis Gheritsz. Lever, heemraet, kapitein and Pleunken Adriaensz. Lever
Husband of Geertruijda Lever
Father of Jacob(us) Lever, Koopman; Cornelis Lever; Francois Lever; Apollonia Lever and Apollonia Lever
Brother of Lysabeth (1623) Lever; Lijsebeth Lever and Claes Lever

Occupation: Burgerwacht Havendijk, diaken, schepen, kamerbewaarder van Gorkum, Drossaert, borgemeesters en de regeerders der stad Gorinchem
Managed by: Ds. Matthys Gerhardus Müller
Last Updated:

About Adriaen Lever, Schepen, Drossaert, borgemeester

Inligting:

http://www.oud-gorcum.nl/images/stories/hrog/hrog-011.pdf

Cornelis' zoon Adriaen en al zijn nazaten braken met de familietraditie: vleeshouwers kwamen voortaan niet meer voor. Bij zijn doop op 12 april 1630 werd hij genoemd naar zijn grootvader van moeders kant, Adriaen van Balen

Hij ging met goed gevolg naar school en groeide op tot een intelligente en ijverige jongeman. Hij deed al spoedig zaken, want toen hij 20 jaar was kocht hij op 9 juli 1650 acht hondt weylant (1% ha) op Lang Nulandt (bij Nieuwland, ten westen van Leerdam), grenzend aan land van zijn vader.

Op 18 mei 1653 trouwde hij te Kethel (bij Schiedam) met Geertruijd Kien. Zij was op 12 maart 1632 in Gorkum gedoopt als eerste kind (ze kregen er in totaal tien) van Jacob Kien en Lijsbeth van Herwaerden. Geertruijd woonde nog bij haar ouders thuis in 'Het Wapen van Benthem' in de Burgstraat. Vader Jacob was als kapitein van de Burgerwacht in 1643 en 1644 een collega van vader Cornelis Lever.

De jonggehuwden gingen wonen in het huis 'De Ekel', dat, ook in het oostelijk stadsdeel, aan de Havendijk stond, op de zuidelijke hoek van de Balensteeg. Dit huis was van Jacob Kien geweest, die het op 13 mei 1632 had gekocht. Mogelijk kregen de jongelui het als huwelijksgeschenk, want het werd in 1653 het eigendom van Adriaen. Het echtpaar kreeg een hele rij kinderen, waarvan er twee dood geboren werden. Zes werden gedoopt: de latere boekverkoper Cornelis (1654), François (1656), Jacobus (1657), Apollonia (1660), Apollonia (1664) en Jacobus (1665). Het is duidelijk dat de eerste Jacobus en de eerste Apollonia jong overleden moeten zijn.' De overige vier werden volwassen.

Op 26 november 1653, een half jaar na zijn huwelijk, treffen we Adriaen, geassisteerd door zijn schoonvader Jacob Kien, en twee andere mensen in Den Haag aan bij notaris Dirck van Schoondervoort om een kwestie te regelen betreffende de erfenis van het inmiddels overleden, en ons bekende, echtpaar Jan Maertensz van Zuyllecum en Maijcke Dircx (van 'De Grutmeulen'). Op 7 maart 1654 legde Adriaen belijdenis van zijn geloof af. Geertruijd had dat reeds op 11 november 1651 gedaan. Het volgend jaar, op 27 april 1655, werd hij door het stadsbestuur tot vaandrig van de Burgerwacht benoemd in het kwartier Havendijk. Adriaen was een actief kerklid, want op 4 februari 1657 werd hij diaken. Deze functie bracht hem een enkele keer ook buiten Gorkum.

Adriaen werd spoedig een man van gezag, want op 15 januari 1658 blijkt hij schepen te zijn van de aan Gorkum grenzende heerlijkheid Dalem.

Enkele weken later, in maart, liet hij als zaakgelastigde van zijn schoonvader kapitein Jacob Kien door notaris Pieter Heucklum een nieuw tweejarig huurcontract opstellen voor diens huis 'de Swaen' in de Hoogstraat. Het stuk doet modern aan: De verhuyrders sullen Y voorn huys glas, vloer, ende dackdight, ende voorts in goede reparatiën leveren, dies sall den huurder alle 't geene bij (=door) sijne familie schulden daerinne gebroken wort, weder doen repareeren .
Op 22 april 1661 kwam een broer van Geertruijd, Franchoijs Kien vendrich onder de compagnie van dHr. Lt. Colonel Lexington jegenwoordich guarnisoen houdende tot Bergen op de Soom, met zijn zwager Adriaen Lever bij notaris Cornelis van Aelst en machtigde Adriaen omme uyf sijnen naeme ende van sijnentwegen tot soo lange d'absentie ende weghreyse, buyten dese provintie ende lantstreecke van hem constituant gedurende (=duren) sal (...) maentlijck Vontfangen (...) soodaenige maentlijcke gagiën ende tractementen als d1Ed: Mo: Heeren Staeten van Hollant ende Westvrieslant hem ter saecke voor sijne dienst hebben toegeleyt ofte toe leggen sullen. Franchoijs was dus militair en ging buitenslands dienst doen. Uit een volgende notariële akte van 31 december 1661 blijkt niet alleen dat dit ook voor zijn broer Aert Kien gold, maar tevens dat beide broers bij een militaire actie van de zeemacht (een zeeslag?) waren omgekomen. Nu wordt nl. door alle broers en zusters van hen geëist van de boeckhouders van de admiraliteyf tot Amsterdam te betalen aen de toonder deses het vervallen buytgelt van ons overleden broeders Fransois en Aert Kien zalrs. Zij waren dus, naar vermoed kan worden, bij een geslaagde militaire actie omgekomen en hun erfgenamen kwam nu een deel van de verkregen buit toe.

Adriaen was enkele maanden eerder, op 31 januari 1661, tot kamerbewaarder van Gorkum benoemd. In deze functie was hij de rechterhand van het stadsbestuur en kreeg dus met allerlei zaken te maken, zoals het overbrengen van orders, het curatorschap bij de verkoop van huizen, en het voogdijschap over wezen. Tevens had deze functionaris het beheer over de sleutels van het raadhuis en van die van de kamers daarin (o.a. van de vroedschaps- en de schepenenkamer). Het is in dit verband onmogelijk hier gedetailleerd op Adriaen's werk en activiteiten in te gaan. Er werden meer dan 150 op hem betrekking hebbende stukken gevonden. Hij moet een zeer betrouwbaar man zijn geweest want ook buiten Gorkum werd zijn medewerking bij allerlei problemen gevraagd. Hij nam voorts verscheidene andere functies op zich. Zo was hij in 1668 collecteur van de twintichste ende veertichste penningh. Dit waren belastingen van het gemeene lant van Hollant en Westvrieslant van resp. 5 en 2% procent. Verder blijkt hij ook waagmeester te zijn geweest. Mede om te laten zien dat dikwijls heel kleine voorvallen in het archief zijn terug te vinden wordt het volgende hier vermeld. Op 27 juli 1671 ging Adriaen in laatstgenoemde functie naar notaris Otto Kien om ten versoecke van Geerit Wilms Swager woonende op Peursum te verklaren dat deze op den 13 deser maent julij 1671 wesende maendach (=dan was er markt) hier binnen deser stede Gorinchem is geweest, met twee mande met kaes omme d'selve kaes aen eenen Herbertus Antonisse Mur (?) woonende tot Swammerdam in gevolge zijnen coop te leveren, ende dat den reqt. (=Geerit) den voorsz Ifaes tot dien eynde in de wage deser stede heeft gebracht, dewelcke aldaer eenen geruymen tijt heeft gestaen, sonder dat den voorsz Herbertus Antonisse ofte imant van zijnen tweegen te voorschijn is gecomen, omme de gemelte kaes te laten wegen off ontfangen, ende dat den reqt de meergemelte twee mande met kaes wederom heeft mede genomen. We hebben helemaal met Geerit te doen als we verder nog vernemen dat hij ook op 20 en 26 juli tevergeefs naar Gorkum kwam en op Herbertus heeft staan wachten.

Adriaen verdiende goed en belegde in de loop van de tijd zijn geld geregeld in land en huizen. Zo kocht hij in januari 1668 voor 665 gulden een hof met een huysken daerop staende in de Pompstraat, en in mei 1674 voor 800 gulden het huis 'De Haen' op de westelijke hoek van de Gasthuisstraat met de Botersteeg. Dat hij redelijk vermogend was blijkt ook uit het volgende. Op 13 oktober 1669 kwam hun zwager en broer Otto Kien als notaris (hij was dat vier jaar eerder geworden) bij Adriaen en Geertruijd thuis om hun testament op te stellen. Geertruijd was namelijk ziek geworden. Zij bepaalden In den name des Heeren amen dat de langstlevende alle de goederen geen ter weerelt uytgesondert zal hebben die de eerstoverlijdende metter doot ruijmen ende achterlaten zal en dat de langstlevende ook plichtich blijff hare vier kinderen bij den anderen verweckt met namen Cornelis, Fransois, Apolonia, ende Jacobus Lever op te brengen, ende te versorgen, van kost, dranck, kleederen ende andere noodige behoefticheden tot derselver respektive mondigen dage ofte huwelijcke staten toe, mitsgaders de selve midlerwijl te laten leeren lesen, schrijven, ende elck een goedt handtwerck, alles naer hare Staet ende gelegentheijt. Als zij meerderjarich ofte getrout zullen zijn zal de langstlevende hen elck hooft voor hooft uit moeten reiken d' somme van twaalff honderf ende vijftich guldens makende samen vijff duysent guldens. Dit is een flink bedrag, want zij zouden hiervoor ieder een behoorlijk huis kunnen kopen. Geertruijd werd gelukkig weer beter en heeft hierna nog ruim 48 jaar geleefd. Begin 1674 was Adriaen ook vendumeester. In deze maanden was voorts de functie van rentmeester van de Gereformeerde Kerk vacant. Hoe alom gerespecteerd Adriaen was blijkt uit het volgende benoemingsbesluit: Drossaert, borgemeesters ende regeerders der stad Gorinchem vermits de regeringe van de kerckel. goederen een bequaem , ende vigilant (=waakzaam, flink) persoon moet werden aengestelt soo ist dat haer ed: achtb: vertrouwen hebben opte bequaemheyf van Adriaen Lever, deselve Adriaen Lever hebben gestelt ende gecommitteert, stellen ende committeren hem mits desen tot rentmr. van de kerckelijcke goederen deser stad, lastende allen ende een ieder die 't aengaet hem daervoor te erkennen ende houden soo 't behoort ackte op 't raedthuijse deser stadt den 11 meij 16' vier en seventich. Het lijkt er dus op dat het Adriaen in alle opzichten voor de wind ging. Dat was echter niet het geval, want hij was al enige tijd ziek en had zelfs zijn functie als kamerbewaarder inmiddels moeten neerleggen. Het stadsbestuur had reeds op 28 april de 18-jarige Francois in zijn plaats benoemd. Verder lezen we in een akte van 1 juli 1674 dat er kort tevoren een veiling was geweest waarbij Francois blijkt vermits d' indispositie van sijnen vader in deselve plaatse de vendue te hebben bedient en waergenomen en zijn moeder Geertruyd Kien deselve vendue mede te hebben bijgewoont. Adriaen's toestand verbeterde niet, want op 8 juli lieten hij en Geertruijd Otto Kien weer bij hen thuis komen om een nieuw testament op te stellen. Daarin wordt vermeld dat Adriaen eenichsints siecklijck inde lichame was. Verder blijkt dat reeds eerder bepaald was dat enige leengoederen na hun overlijden aan hun oudste zoon Cornelis zouden toevallen. Voorts wordt gememoreerd dat bij goetwillige afstandt van hem comparandt hare (=hun) tweede soon Fransois Lever heeft becomen het camerbewaerders ampt deser voorsz stede Gorinchem. Tenslotte wordt bepaald dat na de dood van de langstlevende van hen ende niet eerder hun twee jonghste kinderen genaempt Apolonia ende Jacobus Lever, elck d' somme van vijftien hondert k guldens moesten krijgen voordat de overige bezittingen gelijkelijk onder de kinderen verdeeld zouden worden. We weten dat Adriaen op 18 augustus nog leefde. Hij moet kort daarna, slechts 44 jaar oud, overleden zijn, want op 26 augustus 1674 werd voor de eyke kist van Adriaen Lever' 2 kg1 en 10 penningen betaald. En zo was een abrupt einde gekomen aan het leven van een arbeidzaam, integer en gewaardeerd man die zich op velerlei maatschappelijk vlak verdienstelijk had gemaakt. Geertruijd bleef met de kinderen, die nu 20, 18, 10 en 8 jaar oud waren, achter. We hebben de indruk dat het gezin in deze periode in een huis aan de Markt woonde, want toen Cornelis en François in 1674 belijdenis deden werd als hun adres respectievelijk Op de Merkt en aen de Mart in het kerkelijk register genoteerd. Het volgend jaar kocht Geertruijd op 14 oktober van haar moeder Elisabeth van Herwaerden (haar vader was inmiddels overleden) voor 600 gulden twee huizen in de 'Burchstraet', waaronder 'Het Wapen van Benthem' dat vroeger van de Van Herwaerden-familie was geweest. Zij verhuisde niet lang hierna naar dit huis, waarin zij als kind ook had gewoond. In het linker buurhuis woonde Adriaen van Sprangh, die in 1663, 1668 en 1671 schepen en in 1670 en 1671 burgemeester was geweest. Op 6 december 1678 trad er een grote verandering in het leven van de nu 46-jarige Geertruijd op, want toen hertrouwde zij met de 57-jarige weduwnaar mr. Hendrick Vink, die secretaris van Gorkum was en die slechts drie huizen vanaf 'De Ekel' aan de Havendijk woonde. Hendrick stamde uit een oud regentengeslacht. Zo was zijn vader, Adriaen Vinck, i'n 1650, 1651 en 1653 burgemeester, zijn grootvader, Hendrick Vinck, in 1588 lid van de vroedschap en in 1589 en 1591 schepen, en zijn overgrootvader, Cornelis Vinck, in 1565, 1566 en 1572 burgemeester. Hendrick Vinck, geboren in 1621, vestigde zich later in Rotterdam waar hij trouwde met Sara van Heel. Daar werden ook hun eerste vijf kinderen, allen zonen, geboren. Op 1 maart 1653 kwam Hendrick, vergezeld van zijn gezin, met attestatie in Gorkum terug. Hier kregen zij nog acht kinderen, vier zonen en vier dochters. Vier maanden na de geboorte van het jongste kind, Cornelia, schreef Hendrick in het familieregister: Den l0juny 1667 is mijn huysvrouw Sara van Heel gestorven, des vrijdags 's morgens omtrent agt uuren zijnde 46 jaare 7 maanden en vijf en twintig dagen. Hendrick verhuisde met de zes jongste kinderen naar 'Het Wapen van Benthem', waar Geertruijd de zorg voor hen op zich nam. Het huwelijk heeft slechts ruim een jaar geduurd, want Hendrick's vierde, naar hem genoemde, zoon Hendrick noteerde in het familieregister: Den 1 l. maart 1680 is vader des savons omtrent ten half tien uuren in den Heere ontslapen. De nabestaanden kochten voor 2 gulden en 10 penningen een eiken kist en betaalden het hoge bedrag van 14 gl. 10 st. voor het begraven en anderhalf uur luiden van de kerkklokken. Geertruijd is ongeveer 10 jaar later naar de Warmoesstraat in Amsterdam verhuisd, waar zij ging inwonen bij Jacob, haar jongste zoon. Omstreeks 1693 verhuisde het groeiende gezin naar de deftige Fluwelenburgwal, nu Oudezijds Voorburgwal, op het huidige nummer 165. Hier stierf zij een kwart eeuw later op 86-jarige leeftijd. Zij werd op 29 juni 1718 in de Oude Kerk te Amsterdam ter aarde besteld. Het begraafboek vermeldt: Geertruijd Kien van de 0: beschuyt Mart. De kosten bedroegen 15 gulden. Het gedeelte van de Fluwelenburgwal waar Jacob woonde werd ook wel 'Oude Beschuitmarkt' genoemd omdat er eenmaal in de week beschuit uit Wormer en Jisp werd verhandeld. Een aantal jaren geleden zocht ik (J.L.) in de Oude Kerk naar graf A0 405 aan de zuydzij, waarin Jacob's oudste zoon Adriaan op 24 oktober 1727 begraven werd. De steen was snel gevonden maar had helaas geen tekst. De direct ernaast liggende steen was hier en daar gebroken en zeer verweerd, maar groot was de verrassing toen rechtsboven in schrijfletters duidelijk het woord 'Kien' te zien was en linksboven met een beetje goede wil 'Geertruit'. Wat verder naar onder is, deels in een breuk, het woord 'Jacob' te lezen. Jacob werd op 20 augustus 1726 eveneens in de Oude Kerk begraven. Meer naar het midden van de steen is een wapen afgebeeld met boven een geheel afgesleten schild vaag een slank lopend dier. Dit zou kunnen kloppen, want het wapen van de familie Kien vertoonde een lopend hondje. Er stond dus na veel meer dan twee eeuwen, met respect en zelfs enigszins ontroerd, weer eens een Lever (al was hij dan wel geen familie) bij het graf van Geertruijd en Jacob, en bij dat van Adriaen! Ten slotte nog iets over de kinderen van Adriaen en Geertruijd. De oudste zoon, Cornelis, komt hieronder uitvoerig aan de orde. Francois (men schreef dit steeds zonder cedille onder de c) werd op 16 februari 1656 gedoopt. Hij was een pientere knaap, die al op 13-jarige leeftijd, op 2 oktober 1669, als getuige optrad bij een akte van notaris Johan Brouwer. Hij was namelijk klerk op diens kantoor. In de volgende jaren was hij wel honderd maal getuige bij notariële akten. Zoals we zagen volgde hij zijn vader in 1674 (18 jaar oud) op als kamerbewaarder. Ruim vier jaar later, op Kerstdag 25 december 1678, ging hij, ruim twee weken na het tweede huwelijk van zijn moeder, in ondertrouw met Margaretha Vinck, zijn kersverse &&n jaar jongere (geboren 1 april 1657) stiefiuster. De trouwplechtigheid had op 10 januari 1679 plaats. Dit huwelijk werd al spoedig gezegend met de geboorte van een zoon, die bij de doop op 16 juli 1679, naar zijn grootvader, Adriaen werd genoemd. Zij kregen in totaal zeker negen kinderen. Over Francois' activiteiten als kamerbewaarder zijn talrijke stukken bewaard gebleven. Hij had het niet gemakkelijk, want het gezag in Gorkum was geregeld in grote moeilijkheden, die hun weerslag op Francois hadden. In 1672 was de 41-jarige Lodewijk Huygens (zoon van Constantijn en broer van Christiaan) drossaard en dijkgraaf geworden. Hij zag kans in enkele jaren vrijwel iedereen tegen zich in te nemen. Bovendien was hij een fraudeur en een afperser. Er werd een rechtzaak tegen hem aangespannen, die zeker op 3 juli 1676 tot zijn ontslag zou hebben geleid, ware het niet dat Lodewijk zich bij zijn vader, die stadhouderlijk secretaris was, beklaagde en via hem prins Willem III voor zijn karretje wist te spannen. Dit had tot gevolg dat hij zijn ontslag door een boete wist af te kopen. In 1684 ondervond Francois voorts moeilijkheden van de zijde van burgemeester Johan van der Stael, die later wegens veelvuldig wangedrag werd ontslagen en uit de stad verbannen. In begin 1688 komt er een grote wending in het leven van Francois. Hij wordt dan namelijk clercq van 't ed: mog: collegie ter admiraliteyt te Rotterdam, naar welke stad hij enige tijd hierna verhuisde. Hij verbleef hier niet lang, want enkele jaren later treffen we hem en zijn gezin aan in Maastricht, waar op 3 december 1692 hun dochter Jennetta Cornelia wordt gedoopt. Wat François daar deed is onduidelijk. Het is mogelijk dat hij er commissaris voor de konvooien en licenten (rechten geheven op in- en uitgaande goederen) was. We weten zeker dat hij in 1699 nog te Maastricht woonde. Verder trouwde zijn dochter Sara aldaar op 6 januari 1703 in de Gereformeerde kerk met de in Maastricht geboren Gerardt Guichard, die vaandrig onder het regiment van kolonel Lochman was. Zij hertrouwde als weduwe twee jaar later, op 30 augustus 1705, in de Waalse kerk met Jacob Durand, die ook in Maastricht was geboren. Over François is verder niets bekend. Hij is in geen van de genoemde steden overleden en ook in talrijke andere plaatsen is geen spoor van hem gevonden.