Apollonius Schotte

• Apollonius Scotte was councillor in the "Hoge Raad van Holland rn Zeeland", from October 9, 1608 til November 1, 1639.
• Source: Nieuw Nederlands biografisch woordenboek (Blok & Molhuysen)

SCHOTTE (Apollonius) of Schotte, werd, waarschijnlijk tusschen 1570 en 1575, te Middelburg geboren, overl. aldaar 1 Nov. 1639. Zijn vader was Jacob Schotte, burgemeester van die stad, zijn moeder diens tweede vrouw Apollonia Geleinse of Gillisse. In 1591 werd hij in Leiden ingeschreven als student in de letteren (zie Alb. Stud. Lugd.), in 1595 voerden hij en eenige andere studenten te Middelburg de Amphitruo van Plautus op en een latijnsche tragedie Ajax, zooals uit een lofdicht van Walaeus blijkt. Prof. J. te Winkel (Ontwikkelingsgang N. Lett. II, 47) stelt de vraag, of dit stuk wellicht van de hand van S. zelf was. In 1599 nam hij zijn vriend Antonius Walaeus, den lateren professor, mede op reis, waarbij de hoogescholen van Bazel, Bern, Genève, Lausanne en Heidelberg bezocht werden. Na zijn terugkomst werd hij pensionaris van zijn geboortestad (1602) en in 1610 raadsheer in den Hoogen Raad. Hij huwde met Maria van der Hooge, bij welke hij een zoon en een dochter kreeg.
Als latijnsch schrijver had hij een grooten naam; met Hugo de Groot, P. Cunaeus, Dousa, D. Heinsius, Barlaeus en Hooft stond hij in briefwisseling. Met J. Cats was hij zeer bevriend, evenals met S. van Beaumont. Cats vestigde zich op raad van S. te Middelburg en nam zijn praktijk over. G. Brandt erkent hem als man van gezag op het gebied van de kerkleer en Hooft zond hem de drukproeven van zijn Nederlandsche Historiën, om er zijn oordeel over te vernemen. De Groot maakte een lofdicht op zijn Prediker, en werd bij den dood van een zoontje door hem getroost in een latijnsch gedicht. Hij vertaalde den Prediker in latijnsche verzen. Als hollandsch dichter is hij bekend door zijn medewerken aan den Zeeuwschen Nachtegaal (1623; herdrukt 1633), waarin met zijn vollen naam voorkomen: Waerschouwinghe voor de snoode vrouwe en Lof van de deuchtsame vrouwe, beide naar de spreuken van Salomo, terwijl ook wel van hem zullen zijn Zeeus-vreuchden-liedt, geteekend A.S. en Dubbel-boere-praetje, geteekend A.P.S. Zijn Tractatus de Iure Dominii is niet in druk verschenen; zijn brieven aan P. Cunaeus zijn opgenomen in diens Epistolae, in 1752 door P. Burman uitgegeven. Andere brieven berusten in de Bibl. der Remonstr. Gemeente te Amsterdam. Niet van hem, maar van een kapitein der O.-I. Compagnie Apollonius Schot, zijn eenige reisverhalen, door van der Aa aan hem toegeschreven.