Godefridus Hendricx van Eijndhouts

Godefridus Hendriks Eijnhouts compareert als momber over de minderjarige kinderen uit het huwelijk van zijn zwager Henricus Dekkers en Hendrina Koenen 6 januari 1753 voor schepenen van Beek en Donk (Rechterlijk Archief Beek en Donk 72) en in verband met de inventaris van deze boedel op 22 en 23 februari en 11 juli 1754 (Rechterlijk Archief Beek en Donk 72). Maria Hendriks Dekkers, ziek zijnde, verleed haar testament 18 juni 1755 voor schepenen van Beek en Donk, waarbij zij haar zwager Francis ‘s Laats tot universeel erfgenaam benoemt onder de verplichting haar kinderen Maria, Hendrica en Jocanna te onderhouden (Rechterlijk Archief Beek en Donk 72), welk testament zij echter 8 augustus 1755 herriep (Rechterlijk Archief Beek en Donk 72). Zij herhaalde deze herroeping nog eens 8 oktober 1763 voor schepenen van Beek en Donk (Rechterlijk Archief Beek en Donk 74). Zij verklaarde 19 juli 1759 en 21 juli 1766 voor schepenen van Beek en Donk 100 gulden schuldig te zijn aan de brouwer en molenaar Dielis van Wil (Rechterlijk Archief Beek en Donk 54, 55). Na haar overlijden wordt door Caspar Jacobs en Jan Alberts van de Sandvoort als voogden over hun onmondige kinderen op 6 februari 1768 aan schepenen van Beek en Donk de boedelinventaris aangeboden waartoe een huis in de Kerkstraat en 9 landerijen behoorden (Rechterlijk Archief Beek en Donk 74).