Hubertus Mogge, heer van Renesse

Ваша фамилия Mogge?

Connect to 121 Mogge profiles on Geni

Поделитесь своим генеалогическим древом и фотографиями с людьми, которых вы знаете и любите

  • Стройте своё генеалогическое древо онлайн
  • Обменивайтесь фотографиями и видео
  • Технология Smart Matching™
  • Бесплатно!

Hubertus Mogge, heer van Renesse

Псевдоним: "Hubert"
Дата рождения:
Место рождения: Zierikzee, Zeeland, Netherlands (Нидерланды)
Смерть: 28 февраля 1719 (71)
Место погребения: Renesse, Zeeland, Netherlands
Ближайшие родственники:

Сын Pieter Mogge и Johanna Stoutenburg
Муж Martina Ockersse
Отец Pieter Mogge и Johanna Catharina Mogge
Брат Johanna Mogge; Suzanne Mogge; Dana Mogge и Cornelis Mogge
Неполнородный брат Jacob Mogge и Pieter Mogge

Профессия: burgemeester van Zierikzee en ambachtsheer van Renesse
Менеджер: Частный профиль
Последнее обновление:
показать все

Ближайшие родственники

About Hubertus Mogge, heer van Renesse

Dit betreft een stuk op site https://archive.org/stream/levensberichten01nagtgoog/levensberichte... In principe gaat het over div leden van het geslacht 'Ockerse', w.o. 'Rochus'

Het onderstaande gaat over Hubertus en over zijn zoon Pieter Mogge.

Hieruit kwam waarschijnlijk voort Hübert Mogge, sedert 1705 door koop ambachtsheer van een groot deel van Renesse , en meermalen Burgemeester te Zierikzee. Hij overleed in Februari 1719 en liet bij zijne echtgenoote Martina Ockerse (1658 — 1727) na als eenig kind: '

PIETER MOGGE, geboren te Zierikzee in 1698 en gedoopt den 2 Januari 1699. Na te Leiden tot doctor in de rechten te zijn bevorderd, kwam hij reeds vroeg in de regeering zijner geboortestad en werd in 1728, 1732 en 1786 Burge- meester. In laatstgenoemd jaar werd hij afgevaardigd naar de Generaliteits-Rekenkamer te 's-Gravenhage , en in 1741 werd hij lid der Staten-Generaal. Toen in April 1747, tijdens den oorlog met Frankrijk, het gepeupel, versterkt door op- gewonden boeren, in Zierikzee een tijd lang den baas speelde, kwam toevallig de heer Moggb met den Rotterdamschen beurt- schipper aan het Havenhoofd. Reeds terstond werd hij hier door een troep varenslui voor landverrader uitgescholden. Het grauw liet niet toe dat de eerwaardige man in zijne koets naar de stad reed, maar dwong hem een morsigen zoogenoemden gruis- wagen te beklimmen , waarmede hij , tusschen vijf gewapende kerels, niet naar zijne woning in de Manhuisstraat , maar naar het Heerenlogement werd gebracht, waar hij enkele da- gen in hechtenis bleef, totdat gebleken was dat er niets te zijnen laste kon worden gevonden. De rust keerde pas weder , toen eenig krijgsvolk de stad binnen marcheerde en alles werd gesust, nadat de Prins zelf den 2 Juni in de stad kwam en met groote eerbetuiging ontvangen werd. Van deze schan- delijke behandeling aan mr. Pieter Moggs bestaat eene prent door J. Buts en G. Bogerts gegraveerd en voorkomende in Fokkb , Geschiedenis dl. XI. Deze woelingen worden , doch niet onpartijdig, beschreven door J. ds Kanter Phz. in Chroniek van Zierikzee (1794).

Pibtee Moggs bleef ongehuwd Hij had nooit een sterke gezondheid en overleed den 6 November 1756 te 's-Graven- hage, den naam nalatende van een verstandig, matig, wel-

204

dadig en godsdienstig man te zijn geweest. In de kerk te Dreischor werd hij begraven onder eene prachtige nog bestaande tombe, waarop zijn afbeeldsel in medaillon en niet minder dan zestien kwartierwapens. Voor dat grafgesteente had hij bij zijn testament eene som van twaalf duizend gulden be- schikbaar gesteld. Mogge was , vooral na de erfenissen zijner beide ooms Johan Daniel en Cornelis Daniel Ockerse, een schatrijk man. Behalve drie ambachtsheerlijkheden bezat hij uitgestrekte grondeigendommen , een groot deel der tienden in Staats- Vlaanderen , en nog ruim zestien ton aan staats- papieren en andere effecten. Hoe hij de beleediging hem in 1747 door het gepeupel te Zierikzee aangedaan, vergolden heeft, blijkt uit een eigenhandig geschreven codicil van zijn testament dd. 20 februari 1743. Daarbij bepaalde hij, dat aan de Staten van Zeeland octrooi moest worden aangevraagd voor het stichten eener Hoogeschool te Zierikzee , waarvoor hij 420000 gulden aan Engelsche fondsen vaststelde. Er moesten zes Hoogleeraren worden benoemd, als een in de godge- leerdheid, die een Goccejaan moest zijn, een in de rechten en een in de geneeskunde, ieder op eene jaarwedde van 1800 gulden en een in de wijsbegeerte, een in de Oostersche talen en een in de letteren op eene jaarwedde van 1400 gulden. Kwam de inrichting binnen drie jaren niet tot stand, dan moest daarvan een Armkinderhuis worden opgericht, bestemd om daarin, tot twintigjarigen leeftijd, kinderen te onderhouden van overleden onderofficieren , ruiters en soldaten , die tot hun overlijden, gediend hadden in een der regimenten, staande ter repartitie van de provincie Zeeland. Noch het een, noch het andere gebeurde. De stichting der universiteit leed schip- breuk op den tegenstand en de wangunst van Holland , en gaf tot veel geschrijf aanleiding, besloten door het breedvoerig betoog van mr P. Paulus , Over Zeeland* recht tot het stichten eener Hoogeschool; een geschrift in 1775 uitgekomen, weinig dagen na het luisterrijk vieren van het tweede eeuwfeest der Leidsche academie en genoemd een dissonant in de feest-

205

vreugde en een napleiten over de reeds half vergeten quaestie. De redenen, waarom het kinderhuis niet tot stand kwam, waren vrij gezocht, en evenzeer de gronden, waarop andere plannen , zooals de oprichting van een seminarium voor Indische predikanten en krankbezoekers (Vgl. het levensbericht van P. Haack) van de baan werden geschoven; de eigenlijke oorzaak schijnt echter, dat het stadsbestuur zich van de gelden ten bate der ontredderde gemeente-financiën wilde meester maken. Door de jaarlijksche rente groeide het legaat sterk aan en de stads- regeering besloot, in overleg met executeuren, in 1778 daar- mede in termijnen de leening af te lossen tot verbetering van het stadhuis; in 1796 en 1797 werden de jaarwedden der predikanten daaruit betaald en nu en dan ook de visscherij geholpen. Het overschot werd in provinciale obligatiën be- legd, waarop later groot verlies is geleden. In 1818 verkocht men de Engelsche fondsen, om de visscherij met 130000 gulden te ondersteunen, van welke som bij de liquidatie der onderneming in 1846 omstreeks 10 pet. is terecht gekomen De renten van het legaat van Pieter Mogge schragen nog altijd de inkomsten der vervallen stad.

Het portret van dezen weldadigen man, die ook nog een aantal andere legaten maakte , meest van twaalf duizend gulden , is te zien, behalve op de tombe te Dreischor, in de Raad- zaal te Zierikzee, waarnaar in de Zeeuwsche Volksalmanak van 1846 eene lithographie voorkomt, waarbij mr. A. Moens van Bloois eene bijdrage schreef.

Over Hubertus Mogge, heer van Renesse (Nederlands)

Hubertus Mogge op plaats nr. 113 in de lijst 'Top 250: rijksten van de Gouden Eeuw'

Heer van Renesse


  • 1680-1719 : Raad in de Vroedschap van Zierikzee
  • Schepen
  • Burgemeester
  • Heemraad van Schouwen
  • Landrechter van Schouwen
  • Overdeken Schildersgilde
  • Commissaris der Vier Bannen van Duiveland
  • Leenman der grafelijkheid van Zeeland be-Oosten Schelde
verwijzingen

Onderstaande gaat over Hubertus en over zijn zoon Pieter Mogge.
Hieruit kwam waarschijnlijk voort Hübert Mogge, sedert 1705 door koop ambachtsheer van een groot deel van Renesse , en meermalen Burgemeester te Zierikzee. Hij overleed in Februari 1719 en liet bij zijne echtgenoote Martina Ockerse (1658 — 1727) na als eenig kind: '

PIETER MOGGE, geboren te Zierikzee in 1698 en gedoopt den 2 Januari 1699.
Na te Leiden tot doctor in de rechten te zijn bevorderd, kwam hij reeds vroeg in de regeering zijner geboortestad en werd in 1728, 1732 en 1786 Burgemeester. In laatstgenoemd jaar werd hij afgevaardigd naar de Generaliteits-Rekenkamer te 's-Gravenhage , en in 1741 werd hij lid der Staten-Generaal.
Toen in April 1747, tijdens den oorlog met Frankrijk, het gepeupel, versterkt door opgewonden boeren, in Zierikzee een tijd lang den baas speelde, kwam toevallig de heer Moggb met den Rotterdamschen beurtschipper aan het Havenhoofd. Reeds terstond werd hij hier door een troep varenslui voor landverrader uitgescholden. Het grauw liet niet toe dat de eerwaardige man in zijne koets naar de stad reed, maar dwong hem een morsigen zoogenoemden gruiswagen te beklimmen, waarmede hij, tusschen vijf gewapende kerels, niet naar zijne woning in de Manhuisstraat, maar naar het Heerenlogement werd gebracht, waar hij enkele dagen in hechtenis bleef, totdat gebleken was dat er niets te zijnen laste kon worden gevonden. De rust keerde pas weder, toen eenig krijgsvolk de stad binnen marcheerde en alles werd gesust, nadat de Prins zelf den 2 Juni in de stad kwam en met groote eerbetuiging ontvangen werd. Van deze schandelijke behandeling aan mr. Pieter Moggs bestaat eene prent door J. Buts en G. Bogerts gegraveerd en voorkomende in Fokkb , Geschiedenis dl. XI. Deze woelingen worden , doch niet onpartijdig, beschreven door J. ds Kanter Phz. in Chroniek van Zierikzee (1794).
Pieter Moggs bleef ongehuwd Hij had nooit een sterke gezondheid en overleed den 6 November 1756 te 's-Gravenhage, den naam nalatende van een verstandig, matig, weldadig en godsdienstig man te zijn geweest. In de kerk te Dreischor werd hij begraven onder eene prachtige nog bestaande tombe, waarop zijn afbeeldsel in medaillon en niet minder dan zestien kwartierwapens. Voor dat grafgesteente had hij bij zijn testament eene som van twaalf duizend gulden beschikbaar gesteld. Mogge was, vooral na de erfenissen zijner beide ooms Johan Daniel en Cornelis Daniel Ockerse, een schatrijk man. Behalve drie ambachtsheerlijkheden bezat hij uitgestrekte grondeigendommen , een groot deel der tienden in Staats- Vlaanderen, en nog ruim zestien ton aan staatspapieren en andere effecten.
Hoe hij de beleediging hem in 1747 door het gepeupel te Zierikzee aangedaan, vergolden heeft, blijkt uit een eigenhandig geschreven codicil van zijn testament dd. 20 februari 1743. Daarbij bepaalde hij, dat aan de Staten van Zeeland octrooi moest worden aangevraagd voor het stichten eener Hoogeschool te Zierikzee, waarvoor hij 420000 gulden aan Engelsche fondsen vaststelde. Er moesten zes Hoogleeraren worden benoemd, als een in de godgeleerdheid, die een Goccejaan moest zijn, een in de rechten en een in de geneeskunde, ieder op eene jaarwedde van 1800 gulden en een in de wijsbegeerte, een in de Oostersche talen en een in de letteren op eene jaarwedde van 1400 gulden.
Kwam de inrichting binnen drie jaren niet tot stand, dan moest daarvan een Armkinderhuis worden opgericht, bestemd om daarin, tot twintigjarigen leeftijd, kinderen te onderhouden van overleden onderofficieren, ruiters en soldaten, die tot hun overlijden, gediend hadden in een der regimenten, staande ter repartitie van de provincie Zeeland.
Noch het een, noch het andere gebeurde. De stichting der universiteit leed schipbreuk op den tegenstand en de wangunst van Holland, en gaf tot veel geschrijf aanleiding, besloten door het breedvoerig betoog van mr P. Paulus, Over Zeeland recht tot het stichten eener Hoogeschool; een geschrift in 1775 uitgekomen, weinig dagen na het luisterrijk vieren van het tweede eeuwfeest der Leidsche academie en genoemd een dissonant in de feestvreugde en een napleiten over de reeds half vergeten quaestie. De redenen, waarom het kinderhuis niet tot stand kwam, waren vrij gezocht, en evenzeer de gronden, waarop andere plannen, zooals de oprichting van een seminarium voor Indische predikanten en krankbezoekers (Vgl. het levensbericht van P. Haack) van de baan werden geschoven; de eigenlijke oorzaak schijnt echter, dat het stadsbestuur zich van de gelden ten bate der ontredderde gemeente-financiën wilde meester maken. Door de jaarlijksche rente groeide het legaat sterk aan en de stadsregeering besloot, in overleg met executeuren, in 1778 daarmede in termijnen de leening af te lossen tot verbetering van het stadhuis; in 1796 en 1797 werden de jaarwedden der predikanten daaruit betaald en nu en dan ook de visscherij geholpen. Het overschot werd in provinciale obligatiën belegd, waarop later groot verlies is geleden. In 1818 verkocht men de Engelsche fondsen, om de visscherij met 130000 gulden te ondersteunen, van welke som bij de liquidatie der onderneming in 1846 omstreeks 10 pet. is terecht gekomen De renten van het legaat van Pieter Mogge schragen nog altijd de inkomsten der vervallen stad.

Het portret van dezen weldadigen man, die ook nog een aantal andere legaten maakte, meest van twaalf duizend gulden, is te zien, behalve op de tombe te Dreischor, in de Raadzaal te Zierikzee, waarnaar in de Zeeuwsche Volksalmanak van 1846 eene lithographie voorkomt, waarbij mr. A. Moens van Bloois eene bijdrage schreef.


показать все

Хронология Hubertus Mogge, heer van Renesse

1647
3 октября 1647
Zierikzee, Zeeland, Netherlands (Нидерланды)
3 октября 1647
1694
26 января 1694
1698
1698
1719
28 февраля 1719
Возраст 71
7 марта 1719
Возраст 71
Renesse, Zeeland, Netherlands (Нидерланды)