Jhr. Otto Willem Falck

public profile

Jhr. Otto Willem Falck's Geni Profile

Share your family tree and photos with the people you know and love

  • Build your family tree online
  • Share photos and videos
  • Smart Matching™ technology
  • Free!

Jhr. Otto Willem Falck

Birthdate:
Birthplace: Zutphen, Zutphen, Gelderland, The Netherlands
Death: April 15, 1814 (75)
Amsterdam, Government of Amsterdam, North Holland, The Netherlands
Immediate Family:

Son of Jhr. Anton Reinhard Falck and Jkvr. Angélique Richarde Marie de Flavard
Husband of Engela Apollonia Bergh and Maria Magdalena Foyent
Father of Mr. Anton Reinhard Falck; Jkvr. Egberta Angélique Falck; Jkvr. Amelie Caroline Falck; Jhr. Otto Willem Falck and Jhr. Mr. George Carel Falck
Brother of Amalia Louise de Wolff and George Carel Falck

Managed by: George J. Homs
Last Updated:

About Jhr. Otto Willem Falck

Taken from Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek:

FALCK (Otto Willem) (2), zoon van Anton Reinhard (1), die voorgaat, en van A.R.M. de Flavard, geb. te Zutfen 1738, overl. te Amsterdam 15 April 1814. Na den dood van zijn vader kwam hij op achtjarigen leeftijd ten huize van zijn grootmoeder van vaderszijde, C.M. Meinertzhagen, een verstandige, zorgdragende vrouw, te zamen met zijn rijken neef Iman Willem. Aanvankelijk als cadet bij een regiment infanterie ingeschreven, werd hij naderhand bij een notaris in de leer gedaan, waar hij zich troostte met de hoop eenmaal met zijn neef naar Indië te kunnen gaan. Daar er bij het vertrek van deze geen enkele post open was, hoeveel moeite een der bewindhebbers, burgemeester Mr. Gerard Aarnout Hasselaer (1698-1766) zich ook voor hem getroost had, zat er voor hem niets anders op dan als constabelsmaat op het schip ‘Amelisweert’ dienst te nemen, dat 1 Dec. 1756 uit Tessel in zee stak. Door eigen kracht en bekwaamheid wilde hij zich een onafhankelijke positie verwerven, hoe weinig moeite het hem ook gekost had de hand en het kolossaal fortuin te verwerven van een passagier aan boord, de weduwe van der Upwich. Te Batavia aangekomen, werd hij daar soldaat aan de pen, maar reeds na drie maanden volgde zijn aanstelling tot assistent te Chinsura aan de Hoegli, waar hij op het schip ‘Pijlsweert’ heen voer. Zijn oom Adriaan Bisdom, gehuwd met Constantia Amelia Falck, was daar sedert 1755 directeur van Bengalen. In Sept. 1759 werd hij in den rang van onderkoopman secretaris van den raad van justitie en kassier, in 1763 tevens secretaris van den raad van politie. In 1768 volgde zijn aanstelling tot opperhoofd van Patna, de voornaamste plaats voor den aankoop van opium, waarna hij in Sept. 1770 tot koopman op een maandelijksch traktement van ƒ 60 benoemd werd. De vijf rangen assistent, boekhouder, onderkoopman, koopman en opperkoopman dateerden uit den allereersten tijd der handelsfactorijen. Zij waren blijven bestaan ook toen zij alle beteekenis verloren hadden. Het zonderlingste was, dat men ook de aan elk dier rangen verbonden bezoldigingen behouden had, die zoo bespottelijk laag waren, dat ze geheel als bijzaak konden beschouwd worden. Vooral de zes jaren die F. te Patna gediend heeft, hebben den grondslag gelegd tot zijn groot vermogen, dank zij den enormen emolumenten aan die betrekking verbonden. In 1774 diende hij zijn verzoek om verlossing in. Gaarne zou de oud-gouverneur van Patna verschoond geweest zijn van de verplichting eerst naar Batavia te varen, maar dat was een gunst die van heeren bewindhebbers onverkrijgbaar was. Hij aanvaardde de terugreis over Colombo, waar hij door zijn neef Iman, den vriend zijner kinderjaren, hartelijk ontvangen werd, vervolgens begaf hij zich op het schip ‘Schoonzicht’ naar Batavia. Van daar ging hij op het schip ‘Bothland’, schipper Joos Koen, naar de Kaap, vergezeld door zijn broer George Karel. Na zich voorgoed in patria gevestigd te hebben en wel te Utrecht, sedert October 1776, werd hij daar regent van eenige gasthuizen en tot officier in een compagnie schutterij gekozen, het zoogenaamde Papenvaandel, dat op gespannen voet stond met liet beruchte Vrijcorps. De stad Utrecht, toen ter tijd de woeligste plaats van het gansche land, zei hij in het najaar van 1786 gaarne vaarwel, toen de compagnie van zijn diensten wenschte gebruik te maken. Zijn oude vriend en ijverige correspondent Gulielmus Titsingh, beëedigd hoofd-participant, had met enkele anderen begrepen, dat een reorganisatie der amsterdamsche kamer van bewindhebbers dringend noodzakelijk was. Daar het den meesten dier heeren aan tijd mangelde om zich grondig te wijden aan het oordeelkundig nagaan der omslachtige rapporten van Batavia en de buitenkantoren, een taak, tot nu toe slechts gebrekkig door de advocaten der O.I.C. en den boekhouder verricht, werd naast de vier bestaande departementen van thesaurie, ontvang, equipagie en commercie, een vijfde afdeeling opgericht, later het praeparatoir besoigne of het departement der indische zaken geheeten, uit zes leden bestaande, die het dubbele jaargeld van de gewone bewindhebbers zouden genieten, maar daarnaast geen ander winstgevend ambt mochten waarnemen. De keuze der Staten van Holland viel op O.W. Falck, A.S. v.d. Hoop, E. Craeyvanger, J.P. Scholten, J.P. van Eys en G. Severijn. De beide laatsten waren leiders van twee voorname huizen van negotie; al dadelijk overtraden dus de Staten den zoo verstandigen maatregel, waardoor het werk al spoedig op de vier overigen neerkwam. Het lag niet aan hun toewijding en ijver, dat het waggelende handelslichaam niet meer te redden zou zijn, ze konden den val alleen vertragen. Na het herstel van het stadhouderlijk gezag (1787) heeft de raadpensionaris L.P. van de Spiegel (dl. V, kol. 786), uit Zeeland gekomen met zeer vele vooroordeelen tegen het nieuwe departement, dat ook Willem V als een schepping der patriotten een doorn in het oog was, zich gehaast deze nieuwigheid te bestendigen en tot steun en voorspraak te zijn. Beslist prinsgezind was Falck niet. Te koel, te verstandig om door fransche hulp hier een revolutie te willen bewerken, stuitte hem nochtans het voortbestaan van vele misbruiken, ook die in de huishouding der compagnie, tegen de borst. Ook de weifelende houding van den Prins was hem een ergernis. Met de toenmalige regenten stond hij in druk verkeer: als de gelegenheid zich voordeed, stelde hij hun zijn zoon Anton Reinhard (dl. 1, kol. 845) voor en zag zich gaarne door hem vergezeld naar de haagsche Besoignes, waar de gecommitteerde bewindhebbers te zamen woonden op Blijenburg. Met de omwenteling van 1795 ging het ambt van bewindhebber voor hem verioren, een verlies, dat hij met groote gelatenheid gedragen heeft. Ook na de ontbinding van dit eens zoo machtige handelslichaam (1795), dat in zijn val ook den ondergang der nog oudere Wisselbank na zich sleepte, bleef de politiek der alleen nog in naam bestaande O.I.C. gehandhaafd, welke nog een machtigen aanhang vond onder de oud-participanten, zooals Falck, Cras en Craeyvanger, die ook op het nieuwe Wetgevend Lichaam hun invloed deden gelden. Hoewel tijdens het koningschap van Lod. Nap. geheel ambteloos en niet zonder geldelijke zorgen, bleef hij steeds belangstelling toonen in de gebeurtenissen om hem heen en vooral in de loopbaan van zijn geliefden zoon Anton Reinhard. Wat deze geworden is, wat deze voor zijn land en zijn vorst heeft kunnen doen, dankt hij behalve aan zijn aangeboren groote geestesgaven voor een niet gering deel aan de opvoeding zijner uitstekende ouders.

Het is treffend in des zoons gedenkschriften te lezen: ‘Al het goede dat ik onder zijne leiding en bescherming genoten, al die uren, die ik in zijn èn genoeglijk èn leerzaam gezelschap gesleten had; de door niets beperkte of gewijzigde dankbaarheid, die ik hem schuldig was, de natuurlijke genegenheid van een zoon door de waardeering der uitmuntende hoedanigheden van 's vaders hart en verstand aangekweekt en versterkt, dat alles overstelpte mij als het ware’ (A.R. stond op het punt naar Spanje te vertrekken).

Het optreden van zijn zoon te Amsterdam in Nov. 1813, het herstel der onafhankelijkheid heeft hij nog beleefd, maar de last des ouderdoms en het verlies van zijn gezichtsvermogen deden hem verlangen naar het einde, dat niet lang uitgebleven is. Troostelijk bleef voor zijn kinderen de overtuiging, dat, mochten zij ‘in zoovele zielshoedanigheden en loffelijke gewoonten’ beneden hem zijn gebleven, zij hem toch ook nooit stof tot ongenoegen of bekommering gegeven hadden.

Hij was aan de Kaap gehuwd (1775) met Engela Apollonia Bergh (zie kol. 85), uit welken echt geboren zijn, behalve Anton Reinhard (dl. I, kol. 845) en drie jong gestorven kinderen, 1) Egberta Angélique, echtgenoote sedert Nov. 1804 van Hendrik Singendonck, die bij haar wel dochters doch geen zoons heeft gekregen; 2) Amalia Carolina (24 Sept. 1779-10 Febr. 1852), die op 28 Febr. 1801 in het huwelijk trad met den zeeofficier Harco Hilarius Hora Siccama (1 Juni 1770-15 Febr. 1827), als lid van het Hoog militair gerechtshof te Utrecht overleden. Hieruit sproot een zoon jhr. Otto Willem Hora Siccama (1805-1879), de uitgever van A.R. Falck's Brieven en Ambtsbrieven ('s Gravenh. 1857 en 1878) en auteur van het levensbericht zijns ooms. Na het overlijden van zijn eerste vrouw en het vertrek zijner dochter Angélique, bij haar huwelijk naar Nijmegen verhuisd, hertrouwde Falck met Maria Magdalena Foyent, die hem reeds twee kinderen geschonken had. In 1808, dus op zeventigjarigen leeftijd, werd hem nog een zoon George Karel geboren, aldus ‘het zegel eener jeugdige liefde drukkend op dien huwelijksband’. De zoon van dezen, naar zijn oom Anton Reinhard gedoopt, is in 1894 kinderloos te Utrecht overleden.

Als no. 43 van het archief Falckiana komt voor een gesteendrukt portret van O.W. Falck (2).

Zie: Colenbrander, Gedenkschr.-Falck ('s Gravenh. 1913); van Berckel, Bijdr. tot de kennis van het europ. opperbestuur in Indië; Colenbrander, Kol. gesch. II ('s Gravenh. 1925); van der Meulen, Studies over het ministerie van v.d. Spiegel (Leiden 1905).

Bartelds

view all

Jhr. Otto Willem Falck's Timeline

1738
August 9, 1738
Zutphen, Zutphen, Gelderland, The Netherlands
1777
March 19, 1777
Utrecht, Utrecht, Utrecht, The Netherlands
1778
April 2, 1778
Utrecht, Utrecht, UT, Netherlands
1779
September 24, 1779
Utrecht, Utrecht, Utrecht, The Netherlands
1795
May 11, 1795
Amsterdam, Government of Amsterdam, North Holland, The Netherlands
1808
1808
1814
April 15, 1814
Age 75
Amsterdam, Government of Amsterdam, North Holland, The Netherlands