Mozes 'Max' Tailleur

Is your surname Tailleur?

Research the Tailleur family

Share your family tree and photos with the people you know and love

  • Build your family tree online
  • Share photos and videos
  • Smart Matching™ technology
  • Free!

Mozes 'Max' Tailleur

Birthdate:
Birthplace: Amsterdam, NH, Netherlands
Death: October 12, 1990 (81)
Amstelveen, NH, Netherlands
Immediate Family:

Son of Hijman Tailleur and Schoontje Tailleur
Husband of Sophia Wijnschenk

Occupation: Famous entertainer, comedian
Managed by: Tsipporah Sofer
Last Updated:
view all

Immediate Family

About Mozes 'Max' Tailleur

TAILLEUR, Mozes (1909-1990)

Tailleur, Mozes, entertainer (Amsterdam 12-6-1909 - Amstelveen 12-10-1990). Zoon van Hijman Tailleur, handelsreiziger, later fabrikant, en Schoontje Erwteman. Gehuwd op 23-3-1936 met Sophia Wijnschenk (1908-1990). Dit huwelijk bleef kinderloos.

Max Tailleur werd geboren in een eenvoudig gezin in de Amsterdamse Jodenbuurt. Op de lagere school bleek hij geen goede leerling. Het liefst vermaakte hij zijn klasgenoten met zijn grappen. Dat hij artiest wilde worden stond toen al vast. Nadat hij nog een paar jaar ULO-onderwijs had gevolgd nam zijn vader, die samen met een compagnon een fabriekje in schilderijlijsten was begonnen, de veertienjarige Max in dienst als handelsreiziger. Hij beschikte echter over meer talent om zijn collega's met sterke verhalen en de nieuwste moppen aan het lachen te brengen dan om zijn waren te slijten. Hoewel zijn vader veel geduld met hem had, was ontslag op den duur onvermijdelijk. Ook een betrekking als reiziger in damesartikelen werd om dezelfde reden een mislukking. Daarop vertrok Max in 1926 naar Antwerpen om er als diamantslijper in het bedrijf van een oom zijn geluk te beproeven. Maar opnieuw kon hij het niet laten voortdurend de boel op stelten te zetten, zodat hij ook hier snel op straat stond.

Werkloos en platzak in Antwerpen was Tailleur blij met een engagement bij het theatergezelschap Kindermans om in operettes mee te zingen in het koor. Hij mocht er ook wel eens een onbetekenend rolletje spelen, en met zijn imitatie van de Amerikaanse zanger Al Jolson met het liedje 'Sunny Boy' had hij zijn eerste succes. Tailleur genoot van het artiestenleven, en het feit dat hij weinig verdiende en nooit een dag vrij had, deed daaraan niets af. De gevolgen bleven echter niet uit. Na zeven jaar bij het gezelschap te hebben gewerkt raakte hij ernstig overwerkt. Kort daarna moest hij geopereerd worden aan een middenoorontsteking en overleefde hij ternauwernood een pleuritisaandoening en een longontsteking. Daarop haalde zijn moeder haar geheel uitgeputte zoon terug naar Amsterdam.

Tailleur werd er wederom handelsreiziger voor zijn vaders firma, maar opnieuw met hetzelfde resultaat. Midden in de crisistijd leidde hij daarna een armelijk bestaan, onder andere als tekstschrijver voor amateurartiesten. Na in 1936 in het huwelijk te zijn getreden besloot Tailleur, door de omstandigheden gedwongen, het nog maar eens als diamantbewerker bij zijn oom in Antwerpen te proberen. Dit beroep beviel hem nog steeds niet, maar alles werd goedgemaakt door het plezier dat hij beleefde aan zijn optreden in de avonduren als conferencier in verschillende bioscopen.

Toen Duitsland in mei 1940 het westen aanviel, meldde Tailleur zich onmiddellijk bij het Nederlandse gezantschap in Brussel als vrijwilliger voor een eventueel te vormen Nederlands verzetsleger. Een poging via Duinkerken Groot-Brittannië te bereiken, moest hij na een avontuurlijke tocht opgeven. Onverrichter zake keerde hij naar Antwerpen terug, waar hij in zijn levensonderhoud voorzag door als conferencier, komiek, liedjeszanger en zelfs balletdanser op te treden. In de zomer van 1942 probeerde hij opnieuw via Frankrijk in Zwitserland te komen om vandaar naar Groot-Brittannië te gaan. Na een levensgevaarlijke reis belandde Tailleur in het Zwitserse interneringskamp Cossonay, waar hij met andere mannelijke vluchtelingen een moerasgebied moest ontginnen. Hij werd er spoedig belast met de zorg voor het vertier van de Nederlandse geïnterneerden. Zijn goede contacten met de Zwitserse kampcommandant zorgden ervoor dat zijn vrouw Vic zich vanuit Nederland zonder de gebruikelijke bureaucratische procedures bij hem kon voegen. Het echtpaar werd daarna ondergebracht in het familiekamp Montpellerin, waar Tailleur in de keuken werkte. In zijn vrije tijd deed hij mee aan cabaretvoorstellingen. Inmiddels drongen er berichten door over door de bezetter weggevoerde familieleden en bekenden. Hoewel hij, ook later, nooit sprak over de velen van zijn naaste verwanten die in de Duitse vernietigingskampen waren vermoord, moet deze dramatische gebeurtenis grote invloed op zijn verdere leven hebben uitgeoefend. 'Ik lach om niet te huilen', werd zijn lijfspreuk.

Na de geallieerde landingen in Normandië liet de Zwitserse regering de geïnterneerden in de herfst van 1944 vrij. Tailleur werd opgenomen in de Koninklijke Nederlandsche Brigade 'Prinses Irene'. Wegens zijn improvisatietalent en opgedane talenkennis belastte men hem met de welzijnszorg voor officieren en manschappen, alsmede met het onderhouden van contacten met de 21ste Britse Legergroep. Na enige tijd vertrok de brigade, via het inmiddels bevrijde België, naar Oost-Nederland. Als stafmedewerker van prins Bernhard werd Tailleur, die zijn kantoor had in paleis Het Loo, adjudant Ontspanning en Ontwikkeling, in welke hoedanigheid hij grote populariteit genoot. In juni 1946 zwaaide hij af.

Eind 1945 ontmoette Tailleur in Antwerpen de revueartiesten Willy Walden en Piet Muyselaar, die hem vroegen teksten te schrijven voor hun nieuwe 'Snip en Snap'-revue. Terug in Amsterdam besloot hij van het schrijven van teksten en liedjes voor allerlei artiesten zijn beroep te maken. Zijn ongeoefende schrijfstijl stond echter een blijvend succes in de weg. Bovendien wilde hij graag zelf op de planken staan. Hij kreeg deze gelegenheid in 1947/1948 door met Sylvain Poons en andere artiesten tournees te maken door Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea. Daarna vatte Tailleur het plan op eigen bewerkingen van bestaande jiddische stukken op de planken te brengen. Hij slaagde erin een toneelgroep samen te stellen, die tussen 1950 en 1952 optrad voor joodse verenigingen in heel Nederland, met stukken als Tevje de melkboer , Elias weet 't beter , Abie's Irish Rose en De ouwe Sieglitz . De onderneming had aanvankelijk succes, maar leed al gauw verlies.

Na dit fiasco kon Tailleur onverwacht als invaller optreden in het cabaret 'Wiener Café' van Tony Hartweger in Noordwijk. Met de manier waarop hij hier grappen vertelde had hij zo'n succes dat hij besloot een eigen moppencabaret te beginnen. Tailleur vond Piet Ordeman bereid hiervoor zijn slecht lopende café aan het Amsterdamse Rembrandtplein beschikbaar te stellen. Hier begonnen zij op 7 november 1952 cabaret 'De Doofpot'. Tailleur debuteerde er als moppentapper in een programma dat werd opgeluisterd door enige bekende musici en vocalisten. Tegen ieders verwachting in werd dit cabaret al vanaf de eerste avond een eclatant succes. Iedere avond vertelde Tailleur in hoog tempo zo'n 250 moppen, die hij putte uit een door hem zelf aangelegd kaartsysteem, dat aan het eind van zijn leven zo'n 50.000 grappen zou bevatten. De moppen waren een mengsel van Amsterdamse gein en jiddische humor. Met zijn lange, kromme neus, zijn scheefstaande en droefgeestige ogen en nasaal stemgeluid met een onmiskenbaar joods accent wist de lange en zenuwachtige 'koning van de lach' zijn publiek een avondlang te boeien.

Het blijvende succes van 'De Doofpot' bracht een ommekeer in Tailleurs leven. Na dertig jaren van tegenslagen ging het hem nu plots beter. Hoewel hij zelden voor de radio of de televisie optrad, kreeg hij met 'De Doofpot' toch snel landelijke bekendheid. Na enige jaren vertelde hij zijn grappen ook op grammofoonplaten, die grif werden verkocht. In oktober 1957 ontving hij zijn eerste gouden plaat, en daarna gingen er jaarlijks tienduizenden platen over de toonbank. Veel moppen heeft Tailleur ook in bundels uitgegeven. Het eerste boekje Langs m'n neus weg , dat in 1953 verscheen, werd matig verkocht, maar van het volgende boekje Met een mop de wereld rond (1963) werden in tien jaar tijds 270.000 exemplaren aan de man gebracht. Van de volgende bundeltjes Van sex-tien tot sex-tig (1968), Geloof me (1972) en Jiddisch fruit (1973) werden eveneens grote aantallen verkocht. Het feit dat deze boekjes waren voorzien van een gaatje en een touwtje om ze in het toilet te kunnen ophangen, bevorderde de afzet. Daarna heeft Tailleur tot 1988 nog tien bundels samengesteld, die aanvankelijk herhaalde malen herdrukt moesten worden. Voor de laatste boekjes verflauwde echter de belangstelling van het grote publiek. In totaal zijn er 1,6 miljoen moppenbundels verkocht. Ondanks de roem die hij met zijn 'Sam en Moos'-moppen verwierf, was niet iedereen ingenomen met dit soort humor. Sommigen achtten hem platvloers, en vooral in de eigen joodse kring ontmoette hij veel weerstanden, omdat zijn grappen smakeloos en zelfs racistisch werden gevonden.

Wanneer 'De Doofpot' in de zomermaanden gesloten was, reisde Tailleur langs de Nederlandse emigranten overzee. In totaal maakte hij veertien van dergelijke wereldtournees. Ook trad hij 's zomers overal in eigen land op, in september 1961 voor het eerst ook in een schouwburg. Gaandeweg werden de lange reizen en optredens hem te zwaar. In oktober 1961 belandde Tailleur overwerkt en met maagklachten in het ziekenhuis. Het jaar daarop overkwam hem hetzelfde tijdens een tournee door Nieuw-Guinea, zodat hij die voortijdig moest afbreken. Reeds in 1956 openbaarden zich de eerste reumatische pijnen, die steeds in hevigheid toenamen. In 1962, tijdens een opname in het ziekenhuis, rijpte bij Tailleur het plan om ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van 'De Doofpot' een fonds te stichten ten bate van reumapatiënten.

Toen Tailleur in maart 1966 opnieuw in het ziekenhuis werd opgenomen, besloot hij 'De Doofpot' te sluiten. De reumatische pijnen maakten het hem onmogelijk nog langer op te treden. Van tijd tot tijd kuurde hij in zijn tweede huis te Nice, en wanneer de pijnen zo nu en dan wat minder waren, trad hij nog wel eens op of verleende hij zijn medewerking aan televisieshows. Op 21 oktober 1969 stond hij te Eindhoven voor de laatste keer op de planken; hij was toen zestig jaar oud. In mei 1971 kwam hij nog met iets geheel nieuws: iedereen kon hem bellen om een opname van 'de mop van de dag' te horen. Deze 'geinlijn' was al snel enorm populair: in de topjaren werd er per jaar meer dan acht miljoen keer gebeld.

Ondertussen bleef Tailleur zich vol overgave inspannen voor de lijdende medemens. In 1967 richtte hij de stichting 'Beter met Max' op - later de Max Tailleurstichting genaamd -, die geld inzamelde voor minder draagkrachtige reumapatiënten. Een groot deel van het geld hiervoor werd verkregen door de verkoop van gebruikte kledingstukken, die huis aan huis werden opgehaald. Toen de prijzen van de afgedankte kleding met meer dan de helft kelderden, ontstond binnen het stichtingsbestuur grote onenigheid over de besteding van de verminderde inkomsten. Voor Tailleur was dit in november 1987 de aanleiding als directeur uit de stichting te treden. Na liquidatie van de Max Tailleurstichting richtte hij in april 1988 de nieuwe stichting 'Geef Max de zak' op, die op dezelfde wijze en voor hetzelfde doel fondsen wierf.

Naarmate Tailleurs reuma en de suikerziekte die daar later bijkwam, verergerden, werd hij steeds afhankelijker van de zorgen van zijn echtgenote, totdat zij in augustus 1990 plotseling overleed. Max Tailleur - in wiens leven 'pijn en gein' de hoofdrol speelden - overleefde haar niet lang: amper twee maanden later stierf hij op 81-jarige leeftijd. Gedurende zijn laatste levensjaren moest Tailleur, die altijd graag in de belangstelling had gestaan, ervaren dat hij in de vergetelheid was geraakt. Zijn wens dat iemand de traditie van het vertellen van Amsterdams-joodse moppen zou voortzetten, ging niet in vervulling.

A: Collectie-Max Tailleur (met o.a. geluids- en beeldopnamen, een niet gepubliceerde autobiografie en kaartenbakken met het 'moppenarchief') in Theater Instituut Nederland te Amsterdam; persdocumentatie en een geluidsopname van een vraaggesprek met Max Tailleur in het Gemeentearchief van Amsterdam.

P: Moppen van Tailleur werden tussen 1953 en 1988 bijeengebracht in een vijftiental bundels waarvan de belangrijkste in de tekst worden genoemd.

L: Behalve necrologiën in o.a. De Telegraaf , 13-10-1990 en NRC Handelsblad , 15-10-1990: interview door Willem, in Het Parool , 23-2-1957; Sem Presser, 'Moppenmiljonair Max Tailleur', in Revue , 29-10-1960 (nr. 44) en 5-11-1960 (nr. 45); 'Max Tailleur tapt tien jaar moppen in De Doofpot', in Algemeen Handelsblad , 3-11-1962; interview door J.A. Vermeulen, in Elseviers Weekblad , 19-2-1966; interview door Henk van der Meyden, in De Telegraaf , 23-2-1966; interview door M. van Amerongen, in Vrij Nederland , 4-1-1969; interview door Gerard Pâques, in de Volkskrant , 24-12-1969; interview door Rob van den Dobbelsteen, in Het Parool , 9-12-1978; 'De eenzame levensavond van Max Tailleur', in De Telegraaf , 4-9-1990; David Gribnau en Paul Post, 'De onbekende oorlogscorrespondentie van Max Tailleur', in Vrij Nederland , 14-5-1994; Herman Openneer, 'Max Tailleur in België', ibidem , 2-7-1994.

I: Piet Hein Honig, Acteurs- en kleinkunstenaarslexicon (Diepenheim 1984) 904 [Foto: KIPPA].

A.W.J. de Jonge

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002) Laatst gewijzigd op 10-02-2012

In English:

TAILLEUR, Moses (1909-1990) Tailleur, Moses, entertainer (Amsterdam 12-6-1909 - 12-10-1990 Amstelveen). Son of Hijman Tailleur, traveling salesman, later manufacturer and Schoontje Erwteman. Married 23-3-1936 Sophia Wine Schenk (1908-1990). This marriage was childless. Max Tailleur was born in a humble family in the Jewish quarter of Amsterdam. In elementary school, he was not a good student. Ideally, he entertained his classmates with his jokes. That he wanted to become an artist was already decided then. After following ULO education for a few years took his father, who along with a partner factory in picture frames had started, the fourteen-year-old Max employed as a salesman. However, he had more talent than to bring his goods to sell. Colleagues with strong stories and the latest jokes laugh Although his father had a lot of patience with him, resignation was eventually inevitable. Also a relation as a traveler in women's items was a failure for the same reason. Then Max went to Antwerp in 1926 to work as a diamond cutter in the company of his uncle to try luck. But again, he could not resist putting on stilts, so he quickly stood out on the street. Constantly things Unemployed and broke in Antwerp Tailleur was pleased with a commitment to the theater Kindermans to sing in the choir. Operettas in He was also sometimes play an insignificant roll, and his imitation of American singer Al Jolson in the song "Sunny Boy" he had his first success. Tailleur enjoyed the artist's life, and the fact that he had earned very little and never a day, did not alter this. The consequences were not. After seven years of working with the company, he was seriously overworked. Shortly thereafter, he had to be operated on a middle ear infection and he barely survived a pleuritisaandoening and pneumonia. His mother took her completely exhausted son back to Amsterdam. Tailleur was again traveling salesman for his father's firm, but again with the same result. In the middle of the Depression, he then led a life of poverty, including as a copywriter for amateur artists. After being entered into the marriage in 1936 Tailleur decided by force of circumstances, just give it a try. It as a diamond cutter with his uncle in Antwerp This appeal is still not please him, but everything was offset by the pleasure he experienced on his performance in the evenings as a lecturer in several cinemas. When Germany in May 1940 the west attacked, reported Tailleur immediately at the Dutch embassy in Brussels volunteer for any form Dutch Resistance Army. An attempt to achieve through Dunkirk Britain he had to give up after an adventurous trip. Empty-handed, he returned to Antwerp, where he provided through his living as a lecturer, comedian, singer of songs and even to act. Ballet dancer In the summer of 1942 he tried again in Switzerland to come from there to go. Britain via France After a perilous journey Tailleur ended up in the Swiss internment Cossonay, where he had to develop a wetland area. Other male refugees He was soon entrusted with the care of the entertainment of the Dutch internees. Have good contacts with the Swiss camp commander made ​​his wife Vic could add from the Netherlands. Without the usual bureaucratic procedures with him The couple was then placed in the family camp Montpellerin where Tailleur worked in the kitchen. In his spare time, he participated in cabaret. Meanwhile insisted messages about deported by the occupying family members and acquaintances. Although, later, never spoke about many of his close relatives who were killed in German concentration camps this dramatic event must have exercised. Huge influence on his future life "I laugh not to cry," was his motto. After the Allied landings in Normandy, the Swiss government released the detainees in the fall of 1944 release. Tailleur was included in the Royal Dutch Brigade 'Prinses Irene'. Because of his talent for improvisation and acquired language skills they charged him with the welfare of officers and men, as well as liaising with the British 21st Army Group. After some time the brigade, through the now liberated Belgium, moved to eastern Netherlands. As a staff member of Prince Bernhard Tailleur, who became his office had Het Loo, adjutant Relaxation and Development, in which capacity he enjoyed great popularity in the palace. In June 1946, he was discharged. Tailleur end of 1945 met in Antwerp revue artists Willy Walden and Piet Muyselaar, who asked him to write for their new 'Snip and snap' revue texts. Back in Amsterdam he decided to write lyrics and songs for all kinds of artists his profession. However, untrained writing style was a lasting success in the way. Moreover, he wanted himself on the shelves. He got this opportunity in 1947/1948 by Sylvain Poons and other artists to the Dutch East Indies and New Guinea. Tours Tailleur then summed to bring the plan. Yiddish own arrangements of existing pieces on the shelves He managed to establish that occurred between 1950 and 1952 for Jewish organizations in the Netherlands, with pieces as Tevye the milkman, Elias know better, Abie's Irish Rose and The old Sieglitz. Together a theater The company had initial success, but soon suffered a loss. Tailleur After this fiasco could occur unexpectedly as a substitute in the cabaret "Wiener Café" Tony Hartweger in Noordwijk. With the way he told this joke he had such success that he decided to start. Their own jokes cabaret Tailleur found Piet Ordeman prepared for this are poorly running cafe in Amsterdam's Rembrandt Square available. Here they began on November 7, 1952 comedy "The Cover-up '. Tailleur debuted as a comedian in a program that was graced by some well-known musicians and vocalists. Against everyone's expectations in this cabaret is a resounding success. Was from the first night Every night told Tailleur rapidly about 250 jokes, which he drew out a card index constructed by himself, which would contain about 50,000 jokes. At the end of his life The jokes were a mixture of Amsterdam Yiddish jokes and humor. With his long, crooked nose, his wry and melancholy eyes and nasal voice with a decidedly Jewish accent long and nervous' king of comedy 'knew his audience to captivate. Evening long,the enduring success of' The Cover-up "brought a sea change in Tailleurs life. After thirty years of setbacks it has meant to him suddenly better. Although he rarely played for the radio or television, he was with "The Cover-up 'so fast nationwide recognition. After some years he also told his jokes on records, which readily sold. In October 1957 he received his first gold record, and then there were tens of thousands of records over the counter. Many jokes Tailleur has also issued in bundles. The first booklet along my nose off, which appeared in 1953, was sold moderately, but the next book with a mop around the world (1963) 270,000 copies of the men were brought in ten years. Of the following bundles from sex-sex-ten to fifty (1968), Believe Me (1972) and Yiddish fruit (1973) were also sold large numbers. The fact that these books were provided with a hole and a string to hang them in the toilet promoted sales. Then Tailleur has ten bundles composed until 1988, which had to be. Reprinted initially repeatedly For the latest books, however, weakened the interest of the general public. In total, there are 1.6 million jokes bundles sold. Despite the fame he acquired with his' Sam and Moos' jokes, not everyone was pleased with this kind of humor. Some saw him vulgar, and especially in our own Jewish circles he met a lot of resistance, because his jokes tasteless and even racist were found. When "The Cover-up 'was closed in the summer months, Tailleur traveled along the Dutch emigrants overseas. In total he made ​​fourteen of these world tours. He also performed in summer anywhere in their own country, in September 1961 for the first time in a theater. Gradually the long trips and performances overweight him. In October 1961 Tailleur ended overworked and upset stomach in the hospital. The following year the same happened to him during a tour of New Guinea, so he had to abort prematurely. Already in 1956 revealed themselves first rheumatic pains, which always increases in severity. In 1962, during a stay in hospital, matured in Tailleur the plan to the occasion of the tenth anniversary of 'The Cover-up' to establish the benefit of rheumatoid arthritis patients.a fund Then Tailleur was readmitted to hospital in March 1966he decided "The Cover-up 'to close. The rheumatic pains made ​​it impossible for him any longer to act. From time to time he kuurde in his second home in Nice, and when the pains were occasionally less, he joined sometimes whether he cooperated in television shows. On October 21, 1969 he was in Eindhoven for the last time on the boards, he was sixty years old. In May 1971, he came up with something completely new: anyone could call him to hear a recording of the joke of the day ". This 'gein line' was soon very popular: in the boom years was called a year more than eight million timessuffering.. Tailleur meanwhile continued to diligently strive for the In 1967 he founded the Foundation 'Better with Max' on - later named Max Tailleur Foundation - acquiring funding for poorer rheumatoid arthritis patients. A large part of the money for this was obtained through the sale of used clothing, which house to house were picked up. When the prices of used clothing more than half plunged, came within the foundation's board major disagreement over the use of reduced income. For Tailleur this was in November 1987 to join. From the foundation of the rise as Director After liquidation of the Max Tailleur Foundation he founded in April 1988 the new foundation "Give Max bag ', which in the same way and for the same purpose funds touted. As Tailleurs rheumatism and diabetes who woke later worsened, he became increasingly dependent the care of his wife until she died suddenly in August 1990. Max Tailleur - whose life of pain and gein "played the lead role - did not survive her long: just two months later he died at the age of 81. During his last years Tailleur, who always liked to be in the spotlight had learned that he had fallen into oblivion. His wish that someone would continue the tradition of telling Amsterdam Jewish jokes was not fulfilled A:.Collection-Max Tailleur (with audio and video recordings, an unpublished autobiography and cubbies with the "jokes archive ') in Theater Institute of the Netherlands in Amsterdam; press documentation and an audio recording of an interview with Max Tailleur at the Amsterdam Municipalin.. P: Mops Tailleur were between 1953 and 1988, brought together in fifteen bundles the most important are mentioned in the text L: Except necrologiën including The Telegraph, and NRC Handelsblad 13-10-1990, 15-10-1990: interview by William, in Parool, 23-2-1957, Sem Presser, 'Mops Millionaire Max Tailleur' ​​in Revue, 29-10-1960 (No. 44) and 5-11-1960 (No. 45), 'Max Tailleur tapped decade jokes in the Cover-up', in Algemeen Handelsblad, 3-11-1962; interview by JA Vermeulen, in Elsevier's Weekly, 19 - 2-1966, interview by Henk van der Meyden, De Telegraaf, 23-2-1966, interview by M. van Amerongen, The Netherlands in Freedom, 4-1-1969; interview by Gerard Pâques in the Volkskrant, 24-12 -1969, interview by Rob van den Dice in Parool, 9-12-1978, "The lonely life evening of Max Tailleur," The Telegraph, 4-9-1990, David and Paul Gribnau Post, "The Unknown War correspondence Max Tailleur 'in the Free Netherlands, 14-5-1994, Herman Openneer,' Max Tailleur in Belgium ', ibid, 2-7-1994[Photo:. I: Piet Hein Honig, actors and cabaret lexicon (Diepenheim 1984) 904 KIPPA]in:. AWJ Young Original version included Biographical Dictionary of 5 Netherlands (The Hague, 2002)Last updated on 10-02-2012

view all

Mozes 'Max' Tailleur's Timeline

1909
June 12, 1909
Amsterdam, NH, Netherlands
1990
October 12, 1990
Age 81
Amstelveen, NH, Netherlands