Taak: verantwoordelijke voor de Waterstaat in een bepaald gebied.
In de keuren van Zeeland komen veel bepalingen voor over de waterstaatszorg, want
goed beheer van de dijken en de afwatering was onmisbaar. De ambachtsheren waren in de
dertiende eeuw verantwoordelijk in waterstaatszaken en werkten samen in overkoepelende
wateringen. Rond 1300 kwam hierin verandering nadat de Hollandse graaf in Zeeland
Bewestenschelde – in Beoostenschelde was de waterstaat reeds door de graaf georganiseerd –
dijkgraafschappen instelde Dit centralisatiestreven werd volgens Dekker ondermijnd doordat
de dijkgraafschappen werden gesplitst en de heren zich in bepaalde zaken onttrokken aan het
grafelijke dijkbestuur of zichzelf het ambt van dijkgraaf toe-eigenden. In een aantal parochies op
Borssele en Zuid-Beveland en in nieuwe polders bleven de schout en schepenen bevoegd inzake
de waterstaat als dijkgraaf en gezworenen of trad een ambachtsheer zelf op als dijkgraaf. Ten
slotte behielden de geërfde ambachtsheren in Bewestenschelde in geïnstitutionaliseerde vorm
medezeggenschap in het waterschapsbeheer.35 De aanstelling van de grafelijke dijkgraven had
weinig gevolgen voor de verantwoordelijkheden van de heren in het waterstaatsbeheer.