Aleijd van den Woude

Aert Bac van der Rijt en zijn broers, zussen en zwager verkopen in 1354 een rente van 1½ mud rogge uit een hoeve in Udenhout waar op dat moment Willem van Gestel op woonde. Deze Willem van Ghestel was de man van Aleijd Bac, zus van Arnold gnd. Bertout en abt Hubert, dat indiceert al meteen een Bac-herkomst voor de genoemde rente. De rente was afkomstig van hun grootmoeder wijlen Alyten (Aleijd) genaamd vanden Woude. De geschwister Bac zijn hoogstwaarschijnlijk kinderen van Ghisebrecht gnd. Bac, dus hun grootmoeder Aleijd moet gehuwd zijn geweest met een Bac, anders was hun grootmoeder wel vermeld als een Bac in plaats van vanden Woude. Het onderpand van de rente was in gebruik bij Willem van Ghestel gehuwd met een andere Aleijd. Deze dochter Aleijd Bac lijkt gezien haar voornaam vernoemd te zijn naar haar moeder Aleijd vanden Woude. Kijken we verder dan lijkt dus sprake te zijn van een gemeenschappelijke oorsprong van zowel de hoeve als de rente van 1½ mud rogge. De rente komt van grootmoeder en niet van grootvader. Het zou dus kunnen zijn dat die rente een huwelijksgift was van N.N. Bac aan zijn vrouw Aleijd vanden Woude. Het feitelijke bezit en gebruik van die hoeve is via zijn huwelijk met dochter Aleijd Bac toegevallen aan schoonzoon Willem van Gestel. De rente evenwel kan van grootmoeder na haar dood door vererfd zijn aan haar kleinkinderen van haar zoon Ghisebrecht. We kunnen derhalve N.N. Bac, de man van Aleijd vanden Woude identificeren als Arnold gnd. Bac (bron: Hans Vogels, Terug naar de Bac-ermat, bericht in Yahoo group Middeleeuwse genealogie, 30 december 2014; bron: Hans Vogels, Terug naar de Bac-ermat II, bericht in Yahoo group Middeleeuwse genealogie, 20 augustus 2019)

6 november 1354: Voor schepenen van Oisterwijk hebben de broers Aert geheyten Bac Vanderryt, Wouter Bac, Jan die Bye, Berthout, Hubrecht, Heynrick en Gysbrecht, hun zussen Kathelyne en Hille, hun zwager Jan van Aerle als wettige man en momboir van zijn echtgenote Elsbenen, verkocht aan hun zwager Engbrecht zoon van wijlen Didericx Smets anderhalve mud rogge afkomstig van wijlen hun oude moeder Alyten geheyten vanden Woude, te innen op een hoeve in Udenhout waar Willem van Gestel woont (bron: Dr M.A. Erens, O. Praem. De oorkonden der Abdij Tongerloo. IVde deel. Commissie voor geschiedkundige en folkloristische opzoekingen der provincie Antwerpen. St. Norbertusdrukkerij, P.V.B.A., Tongerloo, 1958, akte nr. 1013, pag. 173)

18 mei 1355: Voor schepenen van Oisterwijk heeft Engbrecht wijlen Didderics Smits zoon aan Willem van Gestel zoon van wijlen Jan van Gestel zijn aandeel verkocht in anderhalve mud rogge, te innen op een hoeve te Udenhout, welk aandeel hij voor schepenen van Oisterwijk had gekocht van de broers Aert geheeten Back vander Ryt, Wouter Back, Jan die Bye, Berthoude, Hubrecht, Hendrik en Gysbrecht, hun zussen Katrynen en Hillen, en Jan van Aerle als momboir van zijn echtgenote Elsbenen, welk recht hen aangekomen was van wijlen hun oude moeder Alyten van den Woude. Willem van Gestel en zijn echtgenote Alyten hadden zelf ook al een aandeel in deze nalatenschap (bron: Dr M.A. Erens, O. Praem. De oorkonden der Abdij Tongerloo. IVde deel. Commissie voor geschiedkundige en folkloristische opzoekingen der provincie Antwerpen. St. Norbertusdrukkerij, P.V.B.A., Tongerloo, 1958, akte nr. 1013, pag. 173)