Angenita Engelina Johanna Bruins

BRUINS, Angenita Engelina Johanna Angenita Engelina Johanna Bruins (Agnes de Vries-Bruins)

(bekend onder de naam De Vries-Bruins; roepnaam: Agnes), medisch specialiste van de SDAP in de Tweede Kamer, is geboren te Aartswoud (NH) op 19 april 1874 en overleden te Den Haag op 30 september 1957. Zij was de dochter van Jan Anthonie Bruins, predikant, en Engelina Johanna van Lith. Op 6 december 1906 trad zij in het huwelijk met Nathan Albert de Vries, wolhandelaar. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Bruins bezocht de middelbare meisjesschool en de HBS te Leeuwarden en wilde daarna medicijnen gaan studeren. Haar vader had daar echter bezwaar tegen. Zij liet zich toen in 1895 inschrijven voor de studie in de faculteit der wis- en natuurkunde. Het aantal vrouwelijke studenten was toentertijd in Groningen nog niet groot. In 1898 was zij een van de medeoprichtsters van de vrouwelijke studentenvereniging, later Magna Pete geheten. Na het behalen van de middelbare akte plant- en dierkunde werd zij in 1900 lerares aan de meisjes-HBS te Groningen. Nu zij zelfstandig was, begon zij de begeerde studie voor arts, die zij in 1908 zou voltooien. Intussen maakte zij, evenals haar oudere broer J.A. Bruins Jr., kennis met de socialistische arbeidersbeweging. Zij hoorde vooraanstaande sociaal-democraten als sprekers voor een vereniging ter bestudering van maatschappelijke vraagstukken en na de dramatische gebeurtenissen van 1903 werd zij lid van de SDAP. Na haar huwelijk met haar partijgenoot N.A. de Vries voltooide zij haar studie en werd assistente in de psychiatrische kliniek van de hoogleraar E.D. Wiersma. Drie jaar later, in 1911, begon zij haar praktijk als zenuwarts in Groningen.

In de partij behoorde zij evenals haar echtgenoot tot de toenmalige linkervleugel, maar zij waren niet zonder realiteitsbesef. Nadat de vrouwen het passief kiesrecht verworven hadden, deed zij in 1919 haar intrede in de gemeenteraad en de Provinciale Staten van Groningen, waarin zij enige jaren zitting heeft gehad als specialiste voor volksgezondheid. In 1922 werd zij als tweede op de Groningse SDAP-lijst voor de Tweede Kamer geplaatst, waarin zij toen gekozen werd (haar partijgenote W. Mansholt-Andreae had hier van afgezien). Toen haar echtgenoot in 1924 overleed, kwam er een einde aan haar Groningse periode en vestigde zij zich te Den Haag. Zij werd de medische parlementaire specialiste van de SDAP, als hoedanig zij onbetwist gezag zou verwerven. Zij wierp zich op problemen van de volksgezondheid zoals zorg voor zuigelingen, ongehuwde moeders, geesteszieken, vaccinatie, tandheelkundige voorzieningen en tuberculosebestrijding. Het recht op arbeid voor de gehuwde vrouw stond zij krachtig voor. Ook behandelde zij bepaalde onderwijsvraagstukken en strekte zij haar aandacht tevens tot het toenmalige Nederlands-Indië uit. In 1927 werd zij bovendien in de Haagse gemeenteraad en de Provinciale Staten van Zuid-Holland gekozen. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat, hoe groot haar intellectuele capaciteiten ook waren, zij in het persoonlijke vlak niet steeds op de meest innemende wijze optrad. Een wethouderschap in Den Haag is haar dan ook ontgaan, waarbij aangetekend moet worden dat het verschijnsel van een zelfstandige vrouw in prominente openbare functies toentertijd nog een uitzondering was en zeker ook weerstand opriep.

Ook in de Bond van Sociaal-Democratische Vrouwenclubs speelde zij een rol als lid van het hoofdbestuur en voorzitster. Zij deelde de pacifistische opvattingen, die in deze kring sterk leefden maar na 1934 door de SDAP niet meer toegelaten werden. Tevens was zij lid van het partijbestuur, dat zij sinds 1936 min of meer vertegenwoordigde in het Comité van Waakzaamheid van anti-nationaal-socialistische intellectuelen (dat niet als communistische mantelorganisatie werd beschouwd). In het najaar van 1939 bewerkte zij mede de anti-communistische opstelling van het Comité in de toenmalige situatie. In september van dat jaar had zij in de Kamer geweigerd voor de mobilisatiecredieten te stemmen, tot ontstemming van partijvoorzitter J.J. Vorrink. In het noodparlement van 1945/1946 had zij samen met de dames De Vink, Tendeloo en Wttewaall van Stoetwegen zitting. In november 1945 werd zij als derde op de voordracht voor het voorzitterschap van de Tweede Kamer geplaatst. Haar politieke loopbaan eindigde met het noodparlement, maar in tal van besturen bleef zij nog activiteiten ontwikkelen op medisch terrein, vooral inzake de tuberculose-bestrijding. Onder alle omstandigheden heeft deze domineesdochter haar eigen rol gespeeld in de arbeiders- en vrouwenbeweging, als jonge vrouw, tijdens haar huwelijk en als weduwe, in het bijzonder op haar vakgebied.

bron: http://socialhistory.org/bwsa/biografie/bruins-a

=======================================================================

In English:

BRUINS, Angenita Engelina Johanna

(known as De Vries-Bruins; callsign: Agnes), medical specialist of the SDAP in parliament, was born Aartswoud (NH) on April 19, 1874 and deceased in The Hague on September 30, 1957 . She was the daughter of Jan Anthonie Bruins, pastor, and Engelina Johanna van Lith. On December 6, 1906 she married Nathan Albert de Vries, wool merchant. This marriage was childless. Bruins visited the girls' school and the secondary school in Leeuwarden and then wanted to study medicine. But her father had objected to. She let herself when enrolling in 1895 to study at the Faculty of Mathematics and Physics. The number of female students at the time was in Groningen still not great. In 1898 she was named one of the co-founders of the female student, later Magna Pete. After graduating from high deed botany and zoology in 1900 she became a teacher at the High School for Girls in Groningen. Now she was independent, she began the coveted study for doctor, that she would complete in 1908. Meanwhile she made, and her older brother YES BruinsJr.introduced to the socialist labor movement. She heard leading Social Democrats as speakers for an association for the study of social issues and after the dramatic events of 1903 she became a member of the SDAP. After her marriage to her party AFTER de Vries she completed her studies and was assistant in the psychiatric clinic of Professor Ed Wiersma. Three years later, in 1911, she began her practice as a neurologist in Groningen.

In the party they belonged as well as her husband, the then left, but they were not without a sense of reality. After the women had earned the right to stand as they did in 1919, it entered the City Council and the Provincial States of Groningen, which it has had for some years as a specialist session for health. In 1922 she was placed second on the Groningen SDAP list for the House, where she was then elected (her fellow party W. Mansholt Andreae had waived here). When her husband died in 1924, brought an end to her Groningen period and settled in The Hague itself. She became the parliamentary medical specialist of the SDAP, as how it would gain undisputed authority. She threw herself on public health issues such as care for infants, unwed mothers, the mentally ill, vaccination, dental facilities and tuberculosis control. The right to work for a married woman she was strong for. They also discussed certain education issues and she stretched out her attention also to the then Dutch East Indies. In 1927 she was also elected to the Hague City Council and the Provincial Council of South Holland. Fair to say that however great his intellectual capacities were, they do not always acted in the most endearing way personally. An alderman in The Hague has its then escaped, it should be noted that the phenomenon of an independent woman in prominent public functions at that time was an exception and certainly evoked resistance.

Also in the Association of Social Democratic Women clubs they played a role as a member of the Board and President. She shared the pacifist beliefs, who lived strongly in this circle but after 1934 were no longer allowed by the SDAP. She was also a member of the party executive, that since 1936 more or less represented in the Committee of Vigilance of anti-Nazi intellectuals (which was not considered as a communist front organization). In the autumn of 1939 she worked part anti-communist establishment of the Committee in the current situation. In September of that year she had refused to vote in the Chamber for the mobilisatiecredieten, to detune of party JJVorrink.In the emergency parliament of 1945/1946 she had with the ladies Finch, Tendeloo and Wttewaall procession of Roads session. In November 1945 she was placed third in the nomination for the Presidency of the parliament. Her political career ended with the emergency parliament, but in many boards they remained develop activities in the medical field, especially concerning the fight against tuberculosis. Under all circumstances, this minister's daughter has played its own role in the labor and women's movement, as a young woman during her marriage and widowhood, particularly in her field.

source: http://socialhistory.org/bwsa/biografie/bruins-a

Bruidegom Nathan Albert de Vries Beroep wolhandelaar Geboorteplaats Winsum Leeftijd 28 jaar Bruid Angenita Engelina Johanna Bruins Geboorteplaats Hoogwoud Leeftijd 32 jaar Vader van de bruidegom Hartog de Vries Moeder van de bruidegom Betsy Boasson Vader van de bruid Jan Antonie Bruins Beroep Predikant Moeder van de bruid Engelina Johanna van Lith Gebeurtenis Huwelijk Datum 06-12-1906 Gebeurtenisplaats Groningen