Joost was vicaris in de Sint Laurenskerk te Rotterdam

Joost stierf rond 1529, waarna zijn neefje Adriaen Jansz van Zoelen hem opvolgde als vicaris.

De vierde staak, die van Joost Gysbrechtsz. van Zoelen, stond wel niet door grondbezit met Kralingen in betrekking, maar de familierelatie bleef ook hier niet zonder uitwerking. Joost Gysbrechtsz. van Zoelen werd in 1513 aangesteld tot vicaris aan de Van de Lecke-kapel in de St. Laurenskerk en zijn natuurlijke zoon Otto was later werkzaam als rentmeester der heerlijkheid Kralingen, welke toen door de Assendelfts bezeten werd. Otto Joostenz. van Zoelen was te Rotterdam gevestigd en daar gehuwd met Heyltje, dochter van den lakenverver Pieter Dircxz. Couwael, die als houdster eener bleekerij wordt genoemd. Uit het huwelijk werd o.a. een zoon Joost Ottenz. van Zoelen geboren, die in den korenhandel ging en wiens afstammelingen wij in het zeventiende-eeuwsche Rotterdam als kooplieden-regenten tegenkomen. Bron: http://rjb.x-cago.com/GARJB/1912/12/19121231/GARJB-19121231-0126/st...