Margareta (Margriet) van Vladeracken, vrouwe van Milheeze

Margaretha van Vladeracken was erfdochter van het hof van Tongelre. Zij werd op 27 augustus 1534 met Milheeze beleend, maar droeg dit leen kennelijk over aan haar zuster Johanna, aangezien Johanna's echtgenoot Gijsbrecht Pels er op 27 april 1535 mee werd beleend. Op 4 januari 1559 liet zij door notaris Gerard Nouts haar testament opmaken. Op 14 maart 1559 liet zij door dezelfde notaris een aanvulling op haar testament maken. Zij overleed ca. 1566 te Deurne (bron: Aug. Sassen, "De heerlijkheid Milheeze", in Taxandria, Tijdschrift voor Noordbrabantsche Geschiedenis en Volkskunde, 1907, pag. 193; Luuk Keunen. “De heren en vrouwen van Deurne door de eeuwen heen”, in: D’n Uytbeyndel. Heemkundekring “H.N. Ouwerling”, Deurne, Nummer 35, Winter 1996/1997, pag. 19)

10 november 1527: In het huis in de Hinthamerstraat wordt ten overstaan van een notaris op verzoek van o.a. Jan van Vladeracken en joffrouw Margareta weduwe van Everard zoon van wijlen Henrick van Doeren het testament d.d. 5 april 1524 geopend van Everard zoon van wijlen Henrick van Doerne, ridder, heer van Doirn, Vlierden en Bakel, hoofdschout van ‘s-Hertogenbosch, en joffrouw Margareta zijn echtgenote, wettige dochter van wijlen Jan van Vladeracken, heer van Geffen en Nuland. Als getuigen zijn aanwezig Philip natuurlijke zoon van Everard van Doerne en Dirck Jan Peters.
Testateuren hebben samen vier zoons en enige dochters. De leengoederen gaan naar de wettige zoons. De wettige dochters, die niet in een klooster verblijven, moeten door de zoons worden uitgekocht met een lijfrente van 100 Rijnsgulden ‘s jaars. De oudste zoon Henrick krijgt de heerlijkheid Doern met het Oud Kasteel en de tienden van Liessel. Everard, de derde zoon en Henrick, de vierde, delen de rest. De tweede zoon Jan, kanunnik, krijgt zijn deel van zijn broers.
Tot executeurs worden benoemd heer Jan van Doern, kanunnik in Luik, vrouwe Elisabeth van Doern, abdis van Binderen, Mr. Dirck de Borchgreve en broeder Jan van Baerle. Bij overlijden van de eerste twee komen in hun plaats Gevart van Doerne, rentmeester van Antwerpen en Goyaert Symons.
Bij codicil d,.d. 15 april 1524 heeft Everard nog bepaald, dat Philips, zijn natuurlijke zoon, na de dood van de koster van Deerne zal hebben het beneficie van de kosterij, dat hij zal laten bedienen door zijn zwager (Gerrit Peter Nouts), wettige man van zijn zuster Christina. Christina, zijn natuurlijke dochter, en haar man zullen het schrijfambt of secretarisschap van Doern hebben hun leven lang.
(bron: BHIC, Collectie Cuypers van Velthoven, nr. 63; transcriptie gepubliceerd in W. Wijnaendts van Resandt. "Vincent van Doerne en zijn voorouders". Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconografisch Bureau. Deel 41, 's-Gravenhage, 1987, pag. 41)

4 januari 1559: Joffr. Margriet van Vladeracken laat te Deurne haar testament opmaken voor notaris Gerard Nouts. Zij laat na:
- een kelk aan de kerk van Deurne
- 150 gulden aan Grietken, bastaarddochter van Henrick haar zoon, en drie malder en nog een zwart laken voor het maken van een tabbart
- 50 gulden aan Gratiaen, bastaardzoon van de jonge Henrick van Doerne
- Joffr. Marie Monicx haar dochter vermaakt zij alle kleren en kleinoden, maar verbindt daaraan de voorwaarden dat Marie de kerk van Deurne een rood of violet camelot geeft tot eender cappen en twee dienrocken
- een tabbart aan haar petekind Elisabeth, dochter van Philips van Doerne
- 7 ellen lakens van 34 st. per el aan haar geestelijke dochter in het convent van Binderen
- 2 bedden aan Henrick haar zoon en haar wagen metten huyven ende metten perden
- haar dochter Monicx haar rinck metten dyamant gerestitueerd op 36 Karolusguldens, maar zij moet dan de dochters van haar zuster 18 gulden geven
(bron: Notarieel archief Deurne, Archief notaris G. Nouts, fol. 69; transcriptie gepubliceerd in Luuk Keunen. “De heren en vrouwen van Deurne door de eeuwen heen”, in: D’n Uytbeyndel. Heemkundekring “H.N. Ouwerling”, Deurne, Nummer 36, Voorjaar 1997, pag. 14)