Ogier van Voorschoten, heer van Cralingen

Is your surname van Kralingen?

Research the van Kralingen family

Ogier van Voorschoten, heer van Cralingen's Geni Profile

Share your family tree and photos with the people you know and love

  • Build your family tree online
  • Share photos and videos
  • Smart Matching™ technology
  • Free!

Ogier van Kralingen (van Voorschoten), Heer van Kralingen en West-IJsselmonde

Birthdate:
Death: between October 05, 1398 and April 09, 1399 (61-71)
Honingen, Kralingen, Rotterdam, Rotterdam, South Holland, Netherlands
Immediate Family:

Son of Gillis Ogiersz van Cralingen, Heer van Voorschoten en Kralingen and Badeloghe Arnoutsdr van Hodenpijl, Jonkvrouwe, Vrouwe van Kralingen en Honingen
Husband of Sellaerne van Haernen, Jonkvrouwe
Father of Elburg van Voorschoten, vrouwe van Kralingen; Gillisje van Cralingen, Vrouwe van Kralingen, Honingen en IJsselmonde and Ogier Ogiersz. van Kralingen, Knape, Heer van Kralingen
Brother of Willem Gillisz van Cralingen, ridder, Heer van Zuydwijck

Managed by: Private User
Last Updated:

About Ogier van Voorschoten, heer van Cralingen

Alias Oedzier / Otsier / Ogier van Voorschoten, Heer van Cralingen.

REPERTORIUM OP DE LENEN VAN HONINGEN, 1324-1764

  • STORMPOLDER (CRALINGER POLRE) 111 bis. Het ambacht van Stormpolre.
  • 28-2-1342: Willaem van Cralingen, onmondig, broer van de onmondige leenheer Otsier van Cralinge, voor wie zijn grootvader heer Aernout van Hodenpijle, zijn ooms Dieric van Cralingen en Jan Dieric en zijn neef Philips van der Spange zegelen, na overdracht door hun ouders heer Gillis van Cralingen en Badeloghe (fam.archief van Oldebarneveld, inv. 456).
  • 20-6-1376: Heer Willem van Cralinge komt overeen met heer Jan van Pollanen, heer van der Lecke en Breda, van wien zijn broer Oedsier van Cralingen het leen houdt, betreffende hun landen Stormspolre en Krimpen. De ingelanden van heer Jan mogen dijken tot het midden van de Slicksloete en die van heer Willem van daar tot de Polre toe. De laatste zal het dijkgraafschap over deze bedijkingen in leen houden van de eerste (van Oldebarneveld inv. 456).

In de lijst van de leenen ten tijde van Graaf Floris V is te vinden

„Haer Oytgier tseren (des heeren) Gilis sone van Vorscoten hevet ontvaen van den Grave dat ambochte tot Schie ende dat huus ende tvelf (twaalf) morghen lant, dat siin vader hielt van den Grave". Bron: STARRENBURG DOOR J. G. N. RENAUD. http://rjb.x-cago.com/GARJB/1943/12/19431231/GARJB-19431231-0307/st...

In 1350 was Ogier Knape, in 1380 werd hij Heer van West-IJsselmonde dat ook Ogiers-ambacht genoemd werd. Eveneens was Ogier Baljuw van Kennemerland en West-Friesland tussen 1367 en 1380. Op 28-01-1394 komt Ogier nog voor in de aktes, daarna niet meer. Hij moet in 1394 of 1395 overleden zijn.

Onder graaf Floris' regeering was heer Ogier ambachtsheer van de ambachten Hoogenban en Rubroek (d.i. Rotterdam ten westen van de Rotte, naast aan Kralingen). Buitendien bezat heer Ogier hier een boerderij en eenige huizen, waarvan een, later Starrenburg geheeten, tusschen de Schiedamsche en Delfshavensche Schie, later aan de Van Cralingen's en daaruit aan de Van Wassenaer's kwam, waarvan wij een tak, naar dit goed genoemd, vinden, welke in de 18e eeuw in ons land een rol speelde. Bron: http://rjb.x-cago.com/GARJB/1913/12/19131231/GARJB-19131231-0055/GA...

REPERTORIUM OP DE LENEN VAN HONINGEN, 1324-1764

  • SLUIPWIJK 127. Het ambacht van (1473: het oosteynde van) Sluypwijc met de korentiende, smaltiende, eigen landen en de leenmannen (1473: Gerijt Heye houdt 16 morgen te Slupick; Aelwijn Henricxz. 3 morgen aldaar; Willem Dammasz. te Goude 5 morgen te Slupick; Jan Pietersz. te Goude 3 morgen te Slupick).
  • 28-9-1342: als het leen 111 bis.
  • 31-1-1384: Heer Willem van Cralinghe, ridder, en zijn vrouw Kerstine van Zuydwijc, vrouwe van Roederise, geven met toestemming van hun oudste zoon Gillys van Cralinghe het leen aan hun zoon Dirc van Cralinghe, dat heer Willem van zijn broer Oedzier van Cralinghe houdt en wel als achterleen van zijn broer Gillijs, voor wien zijn neven heer Bartelemeeus van Raephorst en Dirc van Hodenpijl en zijn oom Oedzier van Cralinghe zegelen. Bij kinderloos overlijden van Dirc zal het leen aan diens broer Jan van Cralinghe komen (van Oldebarneveld 421). Heer Willem wordt vermeld op 14-2-1393 (L.H. 52, fol. 65v) en in 1404 (L.H. 56, fol. 10v).
  • ..-.-14..: Willem van Cralinghen, vermeld in 1473 (L.H. 283, fol. 44).

REPERTORIUM OP DE GRAFELIJKE LENEN IN DE LIER, SCHIPLUIDEN EN VLAARDINGEN, 1252-1648

  • DE LIER 29. 6 morgen land in de Lier, dat van Jan van Zassenem was.
  • 26-2-1396: Dirc van Zwieten na koop van heer Willem - en Odzier van Cralinghen en van Filips van der Spange (L.H. 52, fol. 158v).

DE BEZITTINGEN ROND ROTTERDAM VAN DE ST. PAULUS-ABDIJ, 1264-1666

  • KRALINGEN 20. De tienden (1281: grof en smal) van het nieuwe land van Craling en een kwart (1281: een vijfde deel) van de tienden in Craling in het oude land in pacht (1281: en de helft van de smaltienden).
  • 31-5-1364: Willem van Cralinghen, ridder, draagt aan zijn broer Oetzier van Cralinghen o.a. over het recht dat zijn moeder gepacht had, nl. een derde deel van de korentiende en de helft van de smaltiende van Cralinghen (Rotterdam, heerlijkheidsarchief van Craijngen).
  • ..-.-1...: Rogier van Kralinghen met een vierde deel van de grof en smaltienden van Cralinghen en de tiende van het nyelande tegen 28 dortse plakken per jaar (A, fol. 88v).

REPERTORIUM OP DE LENEN VAN DE LEK EN POLANEN GELEGEN IN DELFLAND, SCHIELAND, OP HET EILAND IJSSELMONDE EN IN DE LEK, ca. 1290 – 1650

  • STORMPOLDER 170. De (1473: ambachtsheerlijkheid van) Stormpolre (1569: met het schoutambacht, dijkgraafschap, de derde penning van de boeten, 1452: met de tienden en 2½ morgen land aldaar). Vermeerderd in 1460 met 13½ morgen land in Stroompolre, nl. 9 morgen, belend ten oosten: Jan Henricksz., ten westen: de zeedijk, strekkende van de Yssel tot de Merwede; 3 morgen, belend ten oosten: Meus Vranckenz., ten westen: Jan Gijsbertsz. (1569: Jan Gybenz.), strekkende van de Yssel tot de watering; 1½ morgen, belend ten oosten: Boudewijn Willemsz., ten westen: Meeus Vranckenz., strekkende van de Yssel tot de watering; en met 7 morgen te Crimpen op de Ysel, belend ten oosten: Katrijn Kempairtsdochter (1569: Katrijn Crimpaertsdochter), ten westen: Mairtijn Gijsbrecht Vranckenzoons. (1569: Mathijs Ghijsbrecht Vranckenz.), ten noorden: de Yssel, ten zuiden: de landscheiding.
  • 23-4-1342: Gillys van Cralingen, neef van de leenheer Jan van Polanen, heer van de Lecke, na overdracht door Gillis Stormsz. op 12-3-1342 (2-3-1342: Gillys van Cralingen er zijn vrouw Badeloghe bepalen dat het leen zal versterven op hun zoon Willem van Cralingen, die het in achterleen zal houden van zijn oudere broer Otsier van Cralingen) (6461, fol. 198v en Staten van Holland na 1572, inv.nr. 2636D).
  • 1-7-1343: Gillijs van Cralingen na overdracht van zijn rechten door Willem Gillis Stormszoonsz., leenman van heer Janne van der Wateringhe (Staten van Holland, inv.nr. 2636D).
  • ..-.-13..: Ogier (Oedsier) van Cralingen, vermeld als leenman op 20-6-1376, wiens broer heer Willem van Cralinge het van hem in leen houdt en die met de leenheer Jan van Pollanen, heer van de Lecke en van Breda, het dijkrecht regelt. De ingelanden van de heer van Pollanen, nl. die van Krimpen mogen dijken tot half de Slicksloot en die van heer Willem van daar af tot de Polre toe en heer Willem zal het dij kgraafschap in leen houden van de heer van Pollanen (6461, fol. 198v en Staten van Holland, inv.nr. 2636D).
  • 13-6-1407: Vrouwe Gillis Oedziersdochter van Cralingen, gehuwd met heer Dirc van der Leck (6461, fol. 198v en Riiksarchief Utrecht, m.s. nr. 357, fol. 37).

REPERTORIUM OP DE LENEN VAN DE ABDIJ EGMOND, 1174-1650

  • OVERSCHIE 197. Een koren- en smaltiende in Schieambacht (1472: in Overschie) in het ambacht van de leenman (1562: van Adriaan van de Lek in de Spaanse polder bij de hofstede Spangen), strekkend oost 10 gaarden over de zool van de Oudendijk in ’s-Gravenambacht zuid tot de Vloetdijk, en de wetering tussen de dijk en de weg scheidt de tiende van die van het ambacht van de vrouwe van Rotterdam, west tot de Landsloot en noord tot het dorp Schie, (1472: jaarlijks 30 pond waardig).
  • ..-.-13..: Gillis van Kralingen, als leenman vermeld tijdens abt Dirk Screvel, 1 fol. 76.
  • ..-.-1358: Ogier van Kralingen, 1 fol. 70v.
  • 10-7-1385: Ogier van Kralingen, knaap, 12 fol. 20v-21, ARA. Brussel, Kerken, nr. 17308.
  • 4-9-1397: Dirk van de Lek bij dode van Ogier van Kralingen, zijn ‘zwager’, 12 fol. 21v-23v, 494.
  • ..-.-146(5): Jan van de Lek met ledige hand, O., inv.nr. 3371.
  • ..-.-1472: Adriaan van de Lek vermeld, LRK 283 fol. 107v.
  • 13-5-1482: Filips van der Spangen zoals Adriaan van de Lek, O., inv.nr. 3371, ARA. Brusse, Familie Overschie de Neerijsche, inv.nr. 570 fol. 10v.

Meer over Ogier, alias: Odzier / Oedzier / Oetzier / Oetgier / Otsier, etc... van Kralingen

Kralingen en zijn historie

Geschiedenis van Kralingen Het ambacht Kralingen ligt aan een bocht in de Nieuwe Maas, waarin grond aanslibde. In 1164 werd naar aanleiding van een overstroming een waterkering aangelegd, de huidige Oudedijk/'s-Gravenweg. Aan weerszijden van de dijk werd land ontgonnen. Een buitendijkse voordijk werd aangelegd, die later Schielandse Hoge Dijk ging heten: de huidige Oostzeedijk / Honingerdijk. Later werd deze verhoogd tot een permanente dijk. Kralingen was dus een polder. In de middeleeuwen heersten de ambachtsheren van Kralingen over het gebied.

Al in 1244 wordt een zekere Hugo van Cralinghen genoemd. Zij resideerden op slot Honingen. Een van zijn voorvaderen, mogelijk Heer Gilles van Voorschoten, heeft waarschijnlijk de heerlijkheid Cralinghe verkregen als beloning voor bewezen diensten aan de bisschop van Utrecht. De oudst bekende ambachtsheer is Ogier van Cralingen. Aan het eind van de 14e eeuw viel de heerlijkheid toe aan de familie Van de Lecke, en in 1657 aan de minderjarige Johan Willem du Faget. Zijn voogd verkocht het gebied in 1668 aan de stad Rotterdam voor 88.000 karolus guldens. Inbegrepen waren het Slot Honingen (de ruïne die restte na de Tachtigjarige Oorlog) en de Kapel van Kralingen met grafstede in de Sint-Laurenskerk. Bron: http://www.openmonumentendagrotterdam.nl/cms/upload/1314039063-3181...

REPERTORIUM OP DE GRAFELIJKE LENEN TE BLEISWIJK, HILLEGERSBERG, KRALINGEN, OVERSCHIE, ROTTERDAM, SCHIEBROEK, SCHOONDERLOO EN ZEVENHUIZEN, 1200-1648

  • KRALINGEN 30. Het huis (1401: en de hofstede) te Cralinghen, vanouds Honinghe geheten, met walen, grachten, singels, boomgaarden en 3 kampen land (1621: en de visserij in de walen), belend ten zuiden: de vloeddijk, ten noorden: de ’s Gravenweg, ten oosten: de vliet die vanouds is genaamd de Hoegenbrugge watering, ten westen: de Nyewelantse vliet.
  • 13-3-1383: Odzier van Cralinghe na opdracht uit eigen (L.H. 118, cap. N.H., fol. 42v en Oud archief Rotterdam, inv.nr. 1837).
  • 25-4-1388: Oedzier van Cralingen (zegel: een achtpuntige ster) geeft aan zijn dochter jonkvrouw Gillis als medegave bij haar huwelijk met heer Dirck van der Lecke, ridder, de volgende goederen: In leen het ambacht van Isselmonde met vertichtingen, boeten, verfeiten, nakoop, de grote en kleine tienden, een vierde deel van het veer, de visserij in de scuttinge buitendijks plus 150 morgen eigen land aldaar en de visserij, de vogelrij van de ruigten binnendijks en het weiden op de uitgorzen. In het ambacht Cralingen 27½ morgen land, genaamd Marten Pietersz. land, 23 morgen land, genaamd Feysen land, 4 morgen land in Jacob Hasensate, 48 morgen land, genaamd het Oude Hofland, 9½ morgen land in een sate van 24 morgen, genaamd Sint Katarinenland, in haar geheel belast met 40 sc. hollands per jaar. Van dit goed mag niets worden verkocht, voordat er kinderen uit dit huwelijk zijn. Zo lang haar vader leeft, mag zij geen rechten doen gelden op de erfenis van haar moeder en na zijn dood zal zijn weduwe jonkvrouwe Sallaern een lijftocht van 100 oude schilden per jaar uit zijn leengoederen hebben. Heer Dirck zal binnen een half jaar jonkvrouwe Gillis tochten aan de helft van al zijn leengoederen. Borgen voor Oedzier zijn Willem van Cralinghen, ridder, (zegel: een achtpuntige ster) en Dirck van Hodenpijl, knape (zegel: 3 wassenaars 2, 1): Johan, heer van der Lecke en van Breda (zegel: 3 wassenaars 2, 1) en Johan van Heemstede, ridder (zegel: 7 merletten zoomsgewijs, vergezeld van een vrijkwartier) (Rijksarchief Utrecht, m.s. inv.nr. 357, fol. 37).
  • 27-3-1390: Willaem van Beyeren, graaf van Oestervant, zoon van de leenheer moet uitspraak doen tussen Odzier van Cralinghe en het kapittel van den Briel, dat zegt het huis te Hoeninghe met 4 morgen land te beziten, waardoor de in de vorige acte vermelde opdracht ongeldig is (1. h. 50, fol. 319; 6-8-1318: Oetsier van Cralinghen, ridder, verkoopt aan de deken het kapittel van den Briele en waarvoor hij is betaald, zijn woning te Honinghe met de boomgaard en 4 morgen land hierbij gelegen, 3 viertel land, dat vroeger van Clais van Ymmichoven was en 9 viertel land in het oosteinde van Cralinghe, belend ten westen: Scoblant heer Apersz. en ten oosten: Heinric die Visscher. Op 4½ gaarde binnen deze 9 viertel doet Clais van Ymmichoven aanspraken gelden, mochten deze hem worden toegewezen, dan zal hij gelijkwaardig goed ervoor in de plaats stellen. Hij neemt het complex in erfpacht tegen 10 pond hollands per jaar, te betalen op 15 oktober en bij gebreke van dien zal het goed aan het kapittel komen. Hij heeft voor het gerecht te Honinghe het kapittel een vrije gift gegeven en behoudt het recht de erfpacht over te brengen op zijn tienden te Yselmonde met toestemming van de heer, van wie hij deze in leen houdt, Huisarchief van Duivenvoorde, inv.nr. 470).
  • ..-.-1390: Oetgier van Cralingen met ledige hand (L.H. 422, fol. 50).
  • 5-10-1398: Heer Dirck van der Lecke en heer Aernt van Duvenvoerde beloven zich te houden op verbeurte van 1000 oude schilden, aan de uitspraak over de erfenis van Oudsier van Cralingen, te doen door heer Willem van Cralinghen en heer Jan die Witte namens de eerste, en heer Dirc van Hodenpijl en Filips Aerntsz. van Damme namens de tweede, indien deze 4 scheidslieden niet tot een uitspraak komen, dan zal deze worden gedaan door heer Filips van Pollanen en heer Wouter van Matenesse (L.H. 320, fol. 34v).

31. Het ambacht van Cralinghen en dat tussen Rubroeke en Honingen, met het recht op de wegens dijklasten opgegeven landen.

  • 13-4-1333: Gillys van Craylinghe tocht zijn echtgenote jonkvrouwe Badeloghe aan de schuttinge in de Merewede langs het ambacht Cralinghe, aan drievierde deel van het veer tussen Ysselmonde en Cralinghe en aan 17 morgen land in het ambacht Ysselmonde, verpacht aan Pieter Liefkind (L.H. 6, fol. 79v).
  • 2-1-1355: Ogsier van Cralinghen krijgt zijn verbeurde goederen terug (L.H. 41 fol. 32).
  • 8-10-1358: Otsier van Cralinghen tocht zijn echtgenote jonkvrouwe Slaeme [lees Slaerne/Sellaerne. Recia] aan 60 pond hollands per jaar (L.H. 50, fol. 6).
  • 31-5-1364: Willem van Cralinghen, ridder, (zegel: een achtpuntige ster, waarboven een barensteel met 3 hangers) deelt met zijn broer Oetzier van Cralinghen, de goederen die zij van hun ouders en hun grootvader heer Aernd van Hodenpijl hebben geërfd. Oudzier behoudt het huis te Honinghen met alle toebehoren van de vloeddijk tot de watering achter de molenwerf, belend ten oosten: de Slinghe watering en ten westen de watering op de Boterweg, verder alle goederen in de ambachten van Cralinghen en Ouderscye en het goed door hen geërfd van hun nicht jonkvrouwe Meyne van der Doertoghe binnen het baljuwschap Scyeland, behalve het huis en erf binnen de vrijheid van Rotterdamme. Hij zal betalen de renten aan de kanunniken van den Bryel, aan de kapelanie te Honinghe, aan de kerken te Cralinghe, Ouderscye en Yselmonde en het weiden van een koe ten behoeve van het gasthuis te Rotterdamme. Heer Willem behoudt alle goederen in het baljuwschap Delfland te Hodenpijl, Maesland, Vlaedinghe en in het gerecht van de abt van Egmonde, behalve de nalatenschap van hun oom Jan van Zassenen, verder de Polre, genaamd Stormpolre. Hij zal geen aanspraak doen gelden op hetgeen de kinderen van Oetzier zullen erven, dat hun beider moeder in pacht had van de abt en het convent van Sint Pouwels te Utrecht, n.l. een derde van de korentiende en de helft van de smaltiende in Cralinghen en hij zal zijn broer helpen deze erfelijk van de abt te ontvangen. Oetzier zal hem helpen om het ambacht Slupijc en dat van de Polre, die hij in leen houdt van de graaf en van de heer van der Leck, met hun toestemming van hem in achterleen te krijgen (Oud archief Rotterdam, inv.nr. 1831); 27-1-1343: Gillis van Cralingen belooft voor zich en zijn nakomelingen die te Honincgen zullen wonen om ter ere van God en Onzer Vrouwe ten behoeve van het hospitaal te Rotterdamme een koe te weiden voor de armen aldaar, Rijksarchief Utrecht, m.s. 371, collectie Booth; Ongedateerd: lijst van goederen, toebehorende de kapelrie op het huis van Otsier van Cralingen: 19 pond die hij jaarlijks geeft uit zijn goederen, 3½ morgen land te Koel, verpacht tegen 2 pond en waarvan de heilige geest te Rotterdamme 20 sc. ontvangt, 15 voet land, onbelast, gelegen in de 15 gaarden in Reyngouds zijdelweer (aanvulling: brengt circa 11 sc. per jaar op), 1 sc. per jaar op het land van Willem Pietersz., waar een brief van is, 2 oude franse schilden per jaar op het land van Dirc Adaemsz., 2 sc. per jaar op ½ viertel land in Cappelle vanwegen Pieter Moy, 4 pond per jaar op het land van Pieter Gillisz. dat vroeger van Martijn Wittenz. was, waarvan een brief is, 4 pond per jaar op het land van Dirc Smitsz., waarvan een brief is, 20 sc. per jaar op 11 hond land, die door jonkvrouwe Aleyse aan de kapelrie van Odsier op diens huis te Cralinghen is besproken, 4½ gaarden land in het smaelweertje dat bij het land van Claes van Emmichoven ligt (aanvulling: nog 4½ gaarden land in hetzelfde weertje, zodat dit geheel aan de kapelrie behoort, het is 9 gaarden groot en ligt aan de oostzijde van het land van Claes van Emmichoven), 5 pond per jaar op het land van Ghisebrecht Hugenz. dat na de dood van heer Jan die Witte aan de kapelrie zal komen volgens de brief die hiervan is (aanvulling: de genoemde 9 morgen land naast dat van Claes van Emmecoven aan de oostzijde is voor 9 jaar tegen 11 pond 16 sc. per jaar verpacht aan Willaem Ockersz. met ingang van 22-2-(13)96, Oud Archief Rotterdam, inv.nr. 1878). De overige beleningen zijn gelijk aan die van het leen 30.

https://books.google.nl/books?id=OnxdAAAAcAAJ&pg=PA162&lpg=PA162&dq...

REPERTORIUM OP DE LENEN VAN DE HOFSTEDE VOORNE IN NOORD-HOLLAND, KENNEMERLAND, WATERLAND EN ZEELAND 1230-1649

  • ROTTERDAM 84. Het huis te Krooswijk met de woningen tot de uiterste gracht met de boomgaard, (1361: vermeerderd met 3½ morgen land tussen het huis en de Heerweg, oost: de prebende van de kapel, west: Jan die Kok van Rubroek).
  • ..-.-13..: Dirk die Visser van Schouwen, V 29 fol. 19.
  • ..-.-13..: Gillis van Kralingen, V 29 fol. 19v en fol. 71 nr. 232.
  • 3-8-1345: Ogier van Kralingen, V 29 fol. 71 nr. 232.
  • 9-6-1361: Willem van Kralingen, ridder, zoals Gillis, zijn vader, V 29 fol. 76 nr. 259 en fol. 71 nr. 232.
  • 31-5-1384: Willem van Kralingen en Christina van Zuidwijk, zijn vrouw, vrouwe van Rodenrijs, vermaken aan Daniel van Rodenrijs, hun zoon, bevestigd door Gillis van Kralingen, hun oudere zoon, eventueel te komen op Dirk, diens broer, Hoge Raad van Adel, archief Slingeland 76 fol. 23.

In onderstaande link wordt of over de opa van deze Ogier gesproken, die ook Ogier heette, of het gaat over deze Ogier, ik denk eerder over zijn opa: http://www.dbnl.org/tekst/craa001wand02_01/craa001wand02_01_0006.php

Inventaris van het archief der adellijke Vrouwenabdij van Rijnsburg van de Orde van Benedictus, 1179-1574

  • Nationaal Archief, Den Haag
  • Nummer archiefinventaris: 3.18.20
  • Rentebrief van 40 schellingen 's jaars op land in Naaldwijkerbroek, afkomstig van Sophie van der Spange en Jan van Zassenaem. 1383 Met 5 overdrachten aan Sophie van der Spange d.d. 1370, 1371.
  • 883.2 Odzier van Cralinghe, 1370 september 15
  • 883.3 Willaem van Cralinghe, 1370 september 15
view all

Ogier van Voorschoten, heer van Cralingen's Timeline