Pieter Christiaensz Bor, d.s.p.

How are you related to Pieter Christiaensz Bor, d.s.p.?

Connect to the World Family Tree to find out

Pieter Christiaensz Bor, d.s.p.'s Geni Profile

Share your family tree and photos with the people you know and love

  • Build your family tree online
  • Share photos and videos
  • Smart Matching™ technology
  • Free!

Related Projects

Pieter Christiaensz Bor, d.s.p.

Birthdate:
Birthplace: Utrecht, Utrecht, Utrecht, The Netherlands
Death: March 06, 1635 (76)
Haarlem, Haarlem, North Holland, The Netherlands
Place of Burial: Haarlem
Immediate Family:

Son of Christiaen Bor and Maria van Sompeecken
Husband of Martina Booth
Brother of Cornelis Bor

Occupation: notaris, historicus, rentmeester-generaal (van Noord-Holland)
Managed by: George J. Homs
Last Updated:
view all

Immediate Family

About Pieter Christiaensz Bor, d.s.p.

Pieter Bor, or Pieter Christiaensz Bor (1559-1635) was a Dutch Golden Age writer and historian. His portrait was painted by Frans Hals in 1634, and it was engraved for his book in 1637.

Biography He was born in Utrecht (city) and settled in Haarlem in 1578, where he became a public notary. He moved in 1591 to Leiden, where he is registered as being a notary. He is also registered as having lived and worked in The Hague, Rijswijk, and Beverwijk, before returning to Haarlem, in 1602, where he received an annuity from the Staten General for his history writing. Through his work, he had access to city archives in the places he stayed, and he transcribed these sources for his history writing.

Works Although he is not registered as a member of a Chamber of Rhetoric, he wrote a few plays that were published in 1617. This stapelspel is based on the same story as Shakespeare's Pericles, Prince of Tyre. This work, which occupied him for 25 years (according to the introduction), was never finished in rhyme, necessary for performances in those days.

He is best known for the historical work he wrote during his years traveling through various cities, called Origin, Beginning, and Continuation of the Dutch Wars (Dutch title: Oorsprongk, Begin, en Vervolgh der Nederlandsche Oorlogen). This work, which was published in 37 installments from 1595-1601, is one of the longest publications generated in the 17th century. It was consolidated and published in 8 volumes in Amsterdam in 1679 and forms an important historic resource for the Dutch Revolt. Bor was a perfectionist who was careful to include both sides to every battle, transcribing documents from both the Dutch rebels and the Spanish Catholics. Many of the original documents have since been lost.[1]

Some more information (in Dutch) from dbnl.org:

BOR (Pieter Christiaansz.), zoon van den utrechtschen apotheker Christiaan Bor, geb. te Utrecht in 1559, gest. te Haarlem 19 Maart 1635. Hij genoot weinig meer dan gewoon lager onderwijs, maar leerde daarnaast Fransch, welke taal hij noodig had voor het ambt, waarvoor zijn ouders hem hadden bestemd, dat van notaris. Reeds in 1578 verliet hij Utrecht en vestigde zich als notaris te Haarlem. Bovendien werd hij later benoemd tot raad- en rentmeester-generaal van Noord-Holland. Ook heeft hij in den Haag, Rijswijk, Beverwijk en andermaal te Rijswijk, waarschijnlijk slechts tijdelijk in verband met zijn historisch onderzoek, gewoond, maar de juiste jaren daarvan zijn niet op te geven. In ieder geval woonde hij het laatste jaar van zijn leven weer te Haarlem. Eerst op rijperen leeftijd, in 1613, huwde Bor met Martina Boot, dochter van Mr. Gerard Boot en Geertruida van Kouwenhoven, weduwe van Willem Sas, procureur van den Hove van Holland. Dit huwelijk bleef kinderloos. De geweldige tijd, dien Bor had beleefd, bracht er hem al spoedig toe de geschiedenis ervan te onderzoeken. ‘Van jonghs aen vondt hij sich met een ongemeene liefde tot de kennisse der Historien ontsteken: en syne neerstigheit, om de waerheit der geschiedenissen uit te vorschen, was bijna ongelooflijk’. Wanneer hij met het verzamelen van de documenten is begonnen, is niet met zekerheid vast te stellen; stellig is hij daarmede al spoedig na zijn vestiging in Haarlem aangevangen. Verlof om ook de publieke archieven te raadplegen had hij toen waarschijnlijk nog niet; maar zeker viel het hem toen niet zoo heel moeilijk officieele papieren en daarnaast stukken van particulieren machtig te worden; het spreekt bovendien van [p. 161] zelf, dat Bor herhaaldelijk zijn eigen herinneringen en vooral ooggetuigen heeft geraadpleegd. Zoo kon hij na lange jaren van voorbereiding het eerste groote, grondige geschiedwerk over onzen opstand uitgeven. Het eerste deel verscheen als Oorspronck, begin ende aenvang der Nederlantscher oorlogen, beroerten ende burgerlijcke oneenicheden. Waerachtige ende historische beschrijvinghe (Utrecht 1595, fol.). Het is opgedragen aan de Staten van Utrecht en aan den magistraat der stad Utrecht bevat de drie eerste boeken van het geheele werk en beschrijft de geschiedenis van de jaren 1555 tot 1567, dus de voorgeschiedenis van den opstand tegen Spanje. Dit eerste deel werd na eenige jaren gevolgd door het tweede onder den titel: Van de Nederlantsche oorloghen .... geduerende den gouvernemente van den hertoghe van Alba .... warachtighe ende historische beschrijvinghe (Utrecht 1601, fol.); het bevat wederom drie boeken en bracht de geschiedenis van den opstand tot het vertrek van Alva in 1573. Dat Bor's werk werd gewaardeerd, blijkt wel uit den herdruk, die spoedig noodig bleek ('s Gravenhage 1603, fol. 2 dln.). Maar bovendien blijkt die waardeering uit den steun, dien hij van overheidswege ontving. De Staten van Utrecht kenden hem bij resolutie van 4 Februari 1602 een jaargeld toe van honderd gulden en noodigden een ieder, die belangrijke papieren over de geschiedenis van den opstand onder zich mocht hebben, uit die zonder bezwaar of beperkende voorwaarde aan Bor mede te deelen; wij mogen aannemen, dat de Staten zelf de eersten zijn geweest om aan hun eigen uitnoodiging te voldoen, hoewel een bepaald besluit om de archieven voor dit historisch onderzoek open te stellen niet schijnt te zijn genomen. Bor's huwelijk kwam later zijn geschiedwerk zeer ten goede. Immers hij werd daardoor verzwagerd aan François Kriep, griffier van het Hof van Holland. Als zoodanig kon deze Bor toegang verleenen tot de charterkamer van Holland, een particulier voorrecht, dat welhaast officieel door de overheid werd bevestigd. In September 1615 besloten toch de Staten van Holland op voorstel van Mathenesse en Hugo de Groot, den deskundige bij uitnemendheid: ‘dat de voorsz. Pieter Bor gecommitteert wort omme sijne historie, op den voet bij hem begost, te amplieeren, ende voorts op deselve wijse in 't beschrijven van de saeken in de landen van Hollandt ende Westvrieslandt, en haere gebuuren, by dese tijden gepasseert, te continueren .... dat hem jaerlijks voor kosten, moeyten en besoigne sal betaelt worden de somme van seshondert ponden van XL grooten 't pondt’. Uit deze resolutie blijkt tevens, dat Bor niet alleen de officieele stukken van de archieven der Staten kon raadplegen, maar ze ook te zijnen huize kon gebruiken. Waarschijnlijk hangt met deze resolutie ook samen zijn benoeming tot raad en rentmeester-generaal van Noord-Holland. Het duurde vele jaren, eer Bor met den herdruk en het vervolg van zijn werk gereed was; wellicht hebben de troebelen tijdens het Bestand den voortgang en althans den druk vertraagd. Eerst daarna verschenen de twee eerste deelen van de nieuwe uitgave van den Oorspronck, begin ende vervolgh der Nederlantsche oorlogen, in XVIII boecken .... beschreven (Leiden, Amsterdam 1621 fol.). Het werk is opgedragen aan de Staten van Holland en van Utrecht, aan den magistraat der stad Utrecht ‘ende voornamentlijck oock’ aan de prinsen van Oranje, Maurits en Frederik Hendrik; het bracht de geschiedenis van den opstand tot den dood van Willem van Oranje. In 1626 verschenen opnieuw twee deelen, die het geschied- [p. 162] verhaal voortzetten tot de verrassing van Breda in 1590; in 1630 werd het vijfde deel voltooid, in 1634 het zesde en laatste deel, dat met den slag van Nieuwpoort eindigt. Bor heeft dus het voorrecht gehad zijn reuzenwerk, dat niet minder dan 37 boeken omvat, voltooid te zien; het beslaat behalve de registers een omvang van meer dan derdehalfduizend foliobladzijden. Een werk van zulk een eerbiedwaardigen omvang geeft reeds de maat aan van den ijver, de toewijding en het doorzettingsvermogen van dezen geschiedvorscher. Maar Bor had nog andere uitnemende hoedanigheden. De hooge eischen van den geschiedschrijver stonden hem helder voor den geest. Hij zegt zelf: ‘Dese wet is den histori-schrijveren gegeven, datse niet valsch seggen noch schrijven en moghen, noch oock de waerheydt verswijghen. Een histori-schrijver en sal niet alleen geen valsche dingen verhalen, maar hij en magh oock de waerheyt om niemands liefde of vrese verbergen; hij moet de eenvoudige waerheyt meer achten dan iemants vriendschap off verstooringe, de saecken vrijelick ende getrouwelick verhalende, 't sij off die wel off qualijck aan vrinden ende vijanden begaen sijn: want het niet billick en is noch oock mette heylige wet der historiën overeencomt, dat men de dwalinge der vrinden soude willen bedecken ende haar heerlicke daden totten hemel toe verheffen, ende daerenteghen der vijanden faulten op 't hoochste met smaetwoorden schelden ende haere uitnemende daden verswijghen.’ Zoo zegt hij in de opdracht van het eerste deel. En verder zegt hij, ‘dat hij sijne uitterste vlijt ende neersticheit hadde gedaen ende sijn ooghmerck gehadt omme de waerheyt der saecke, hoewelse vijandschap baert, wel te treffen, ende sich van alle partijschap te wachten, ende de wetten der historiën naer vermogen 't observeren sonder iemant te willen ontsien of veronghelijken,’ en verder, ‘dat hij eenige saeken bij anderen beschreven, hadt achtergelaten, omdat hij daer na vlijtich ondersoeck geen sekerheit van kon bekoomen; dat hij veele andere saeken van gewichte bij anderen niet aengeroert, hadt verhaelt met goede ende vaste sekerheit, opdat de nakomelingen met de waerheit moghten gedient sijn.’ Bor weet dus volkomen goed, dat de geschiedschrijver zorgvuldig moet onderzoeken en onpartijdig moet schiften en oordeelen; ook is hij er zich van bewust, dat hij alleen de waarheid en niets dan de waarheid moet zoeken en zoo mogelijk beschrijven. Inderdaad is hij ook in dit opzicht geslaagd, wat evenwel door zijn eigenaardige wijze van werken hem gemakkelijk werd gemaakt. Want Bor's werk is geen eigenlijke uitbeelding van den strijd tegen Spanje geworden, hoewel hij zeer dikwijls zelf aan het woord is en dan ook zijn indruk en oordeel onbevangen geeft. Maar de groote waarde van zijn boek ligt toch minder in den verhalenden tekst dan in de vele documenten, die hij in extenso afdrukt. Daar tal van stukken over deze veelbewogen periode natuurlijk zijn verloren gegaan, heeft Bors werk de waarde van een magazijn van zeer gewichtige stukken over de geschiedenis van onzen opstand. Die beteekenis zal het ook steeds wel behouden. Na Bor's dood is zijn werk herdrukt en aangevuld. Behalve een amsterdamschen nadruk van de twee eerste deelen van 1621, moet bovenal worden genoemd de groote en veel gebruikte uitgave van den Oorsprongh, begin en vervolgh der Nederlandsche oorlogen. Verciert met .... afbeeldingen van vermaarde mannen en printen (Amsterdam 1679-84, 9 dln. fol.; ook 4 dln. fol.). Bij de uitgave van 1621-34 behoort nog een Register ofte bladtwijser [p. 163] op alle de seven-en-dertigh boecken der Nederlandtsche oorloghen (Amsterdam 1640, fol.). Aan die van 1679-84 is bovendien nog toegevoegd een Bijvoegsel van authentyke stukken, die in de Historie van Pieter Bor slechts summierlijk en stuksgewijs of in 't geheel niet gevonden worden (Amsterdam 1679. fol.). Bor heeft behalve zijn hoofdwerk nog andere boeken geschreven. Onmiddellijk bij dat hoofdwerk sluit aan zijn Oorspronck, begin ende aenvanck der Nederlandtschen oorlogen .... ende nu deur denselven (d.i. Bor) in liedekens vervaet (Leiden 1617, 4o; 2e dr. Amsterdam 1747, 4o; 3e dr. Amsterdam 1762, 4o). Hij schreef deze berijmde historie der jaren 1555 tot 1567 ‘tot vermaecking der Nederlandsche vrouwen ende jeucht, slecht ende recht in onconstig gemeen dicht’; de liederen zijn gesteld op de bekende zangwijzen van de psalmen van Datheen en vielen blijkens de herdrukken nog lang in den smaak. Bovendien gaf hij uit Het eerste deel der Chronycke Carionis 1576-1619 (Amsterdam 1632, fol.). Toen den Bosch in 1629 door Frederik Hendrik was ingenomen, vond Bor daarin aanleiding om uit te geven zijn: Gelegenheyt van 's Hertogen- Bosch, vierde hooft-stad van Brabandt, haar oorspronck, fundalie ende vergrootinge, verscheiden hare belegeringen, ende eyndlijcke overwinninge, verrassinghe ende inneminghe van Wesel ende meer andere geschiedenissen des jaers 1629 ('s Gravenhage 1630, 4o); het boek behoort tot onze beste stedebeschrijvingen. Ten slotte heeft Bor ook letterkundig werk nagelaten: hij gaf uit Twee tragikomedien in prosa als Apollonius prins van Tyro en Apollonius en zijne dochter Tarsia ('s Gravenhage 1617, 4o), die echter van weinig beteekenis zijn. Zijn portret werd geschilderd door Fr. Hals, eertijds in het Museum Boymans te Rotterdam, doch in 1864 verbrand, door Fr. Hals(?) in de verkooping der collectie Astrue, Parijs 1878, en door A. van Halen in het Panpoeticon Batavum; gegraveerde portretten werden vervaardigd door Adr. Matham, J. Matham, A. van Zijlvelt, J. van de Velde en A.P. Felix.

view all

Pieter Christiaensz Bor, d.s.p.'s Timeline

1559
January 24, 1559
Utrecht, Utrecht, Utrecht, The Netherlands
1635
March 6, 1635
Age 76
Haarlem, Haarlem, North Holland, The Netherlands
????
Grote Kerk, Haarlem