Is your surname De Boeck?

Research the De Boeck family

Share your family tree and photos with the people you know and love

  • Build your family tree online
  • Share photos and videos
  • Smart Matching™ technology
  • Free!

Arnoldus De Boeck

Also Known As: "Aert(us)"
Birthdate:
Birthplace: Spaanse Habsburgse Koninkrijk (Zuidelijke Nederlanden)
Death: March 10, 1683 (53-62)
Heffen, Spaanse Habsburgse Koninkrijk (Zuidelijke Nederlanden)
Place of Burial: Heindonk
Immediate Family:

Son of Hermanus De Boeck, de oude and Anna Verschueren
Husband of Anna Verstee; Florentia Van Reeth and Anna Van Suetendaele
Father of Nicolaes De Boeck; Herman De Boeck; Gillis De Boeck; Petronella De Boeck; Elisabeth De Boeck and 3 others
Brother of Elisabeth De Boeck; Anna De Boeck; Hermanus De Boeck; Angelus De Boeck; Joanna De Boeck and 1 other

Managed by: Wouter De Boeck
Last Updated:

About Aert De Boeck

Levensloop

Geboorteplaats onbekend. Zijn vader en ooms komen voordien vaak voor in aktes van Willebroek en Blaasveld. Dus mogelijk in Willebroek of Blaasveld geboren.
Hij huwde rond 1648 met Anna Verstee.

Ze waren wel beiden lid van het 'Broederschap van het Heilig Kruis van Blaesvelt'. Voor een compilatie uit de namenlijst (vooral met de namen van de familie De Boeck-Verschueren en aanverwanten) raadpleeg hiervoor onder het tabblad 'Bronnen' het document getiteld: "Broederschap van het Heilig Kruis van Blaesvelt – namenlijst vanaf 1642".

Het echtpaar kreeg 6 kinderen:
1) Nicolaes De Boeck, geboren ca. 1648-1649, getuigen bij doop: onbekend bij gebrek aan akte
2) Hermanus De Boeck, geboren ca. 1650-1651, getuigen bij doop: onbekend bij gebrek aan akte
3) Egidius / Gillis De Boeck, gedoopt 21/07/1653 te Heffen en overleden op 01/07/1730 te Heindonk, getuigen bij doop: Egidius Van den Abeele en Margaretha Hens
4) Petronella De Boeck, gedoopt op 24/06/1657 te Heffen/Heindonk, getuigen bij doop: Engelbertus De Boeck en Petronella Coolmans
5) Elisabeth De Boeck, gedoopt op 01/11/1660, getuigen bij doop: Elisabeth Verdonck en Henricus Verschuren
6) Jan Franciscus / François De Boeck, gedoopt op 28/04/1664, getuigen bij doop: Jan Frans Immeloth (Dominus Joannes Franciscus ab Emelot) en Anna de Bo(e)ck.

In 1653 zien we in Heindonk/Heffen de eerste geboorte van De Boeck-Verstee in deze parochie: nl. Egidius, wat zou kunnen betekenen dat Nicolaes en Herman elders zijn geboren. Misschien in Willebroek maar daar ontbreken de parochiale geboorteregisters voor die periode.
Tussen 1648-1653 is hij dus vermoedelijk naar Heindonk verhuisd om sindsdien pachter van het domein De Bocht in Borggravenbroeck-Heindonk te worden tot aan zijn dood in 1683. Hij werd er opgevolgd door zijn zoon Egidius (Gillis) tot in 1699. In 1648 nl. maakte het Verdrag van Munster immers een einde aan de 80-jarige oorlog (wat een aaneenschakeling was van oorlogen en schermutselingen tussen 1568 en 1648), en dit een periode gedurende 20 jaar van zekere rust inluidde en de mensen terug de hand aan de ploeg konden slaan. Het is dan ook niet toevallig dat de geboortes van de kinderen zich situeren in die periode.

Borgstelling voor zijn zwager Balthazar Verstee; vermeld in akte 564(?) dd. 23/3/1661. Bron: notaris Ceulemans te Rumst 1649-1693.

Verkoop in 1665 huis te Heindonk, mogelijk n.a.v. de ziekte (?) van zijn vrouw Anna Verstee, die overleden is op 14/05/1665 op vrij jonge leeftijd (ongeveer amper 35 jaar). Volgens akte 1661(?) dd. 11/2/1665 werd er vermoedelijk een verkoopovereenkomst gesloten met de koper Jan Van Der Meiren uit Heindonk en een voorschot (debet) betaald. Een akte 830 dd. 22/04/1665 vermeldt de verkoop van een huis aan de Bergen. Bron: notaris Ceulemans te Rumst.

In 1665 staat in de akte 30.1726 in de Schepenbrieven Rumst, bewerkt door Chris Apers, dat A(e)rtus De Boeck collecteur was voor het ophalen van het 'nobelgeld', zijnde een periodieke belasting voor de hogere overheid. Die hogere overheid kon in bepaalde gevallen vrijstelling verlenen van deze belasting, omwille van bijvoorbeeld gedane werken aan de dijken, maar dat gaf vaak spanningen tussen Heindonk en Rumst. Voor details: zie onder tabblad 'Bronnen' - Aertus De Boeck: collecteur 'nobelgeld' in 1665.

Huwelijksgetuigen bij huwelijk met Florentia Van Reeth op 27/03/1666 te Leest: Herman De Boeck en Cornelius Van Reeth. Huwelijk 'Cum dispentatio a tempori clauso proclamationibus' = vrijstelling van de vaste tijd van huwelijksaankondiging.
Uit dit tweede huwelijk zijn 2 kinderen geboren:
- Anna 1669 -
- Joannes 1671 - 1678
Florentia overlijdt echter op 07/09/1676.

Schepenbrieven van Rumst, bewerkt door Chris Apers, vermelden in het jaar 1673 onder akte nr. 3 dat er een geschil was rond het recht op pontpenningen tussen de erven Immelot en de schepenen van Borggravenbroek. Drie hoeves, waaronder deze die Aert De Boeck huurde als pachter, waren blijkbaar in pand gegeven voor een rente van 2000 gulden. Ook in 1677 wordt melding gemaakt van een soortgelijk proces (zie ook tabblad 'Bronnen').

Huwelijksgetuigen bij zijn derde huwelijk met Anna Van Suetendale op 07/01/1677 te Heffen: Philippus Verdonck en Petrus Hagaerts (koster); dit huwelijk bleef denkelijk kinderloos.

Aert was Schepen van Heindonk in 1664 en 1672, volgens de Geschiedenis van Heyndonck van Fons Verbeeck, pag. 66 en volgens akte 1168 dd. 7/1/1672 van notaris Ceulemans te Rumst; ook schepen van Heindonk in 1670 (bron: Jan de Coninck). Zijn oudste zoon Nicolaes De Boeck werd op zijn beurt schepen in 1676 en aan incident beschreven in zijn profiel kan je opmaken hoe ernstig schepenen hun taak namen, zelfs tegenover een medeschepene nl. Philippus Verdonck...
Later in 1698 werd ook zijn derde zoon schepene van Heindonk: Gillis De Boeck

Aert was 'Laat' of 'Laat(hof)rechter van het Borggraevenbroeck in 1672', samen met Joos Segers en Merten De Coninck, volgens akte 242 dd. 6/4/1672, notaris Joachim van der Veken, waarin zij samen als laten van Borggravenbroeck onder Heindonk advokaat De Bruyn van Mechelen gelasten om te procederen tegen de erfgenamen van J.-B. Quackels en Jan Maes griffier Borggravenbroeck.
Volgens de Schepengriffie van Rumst, akte dd. 09/03/1674 is er nog steeds onenigheid over de te betalen kosten en worden de drie voornoemden (Aertus de Boeck, Joos Zegers en Merten De Coninck) geciteerd als 'laatrechters' van Borggraevenbroek.

'Gezworene van 'dijkagie en polder in 1674': volgens akte 1256 dd. 14/9/1674, notaris Ceulemans te Rumst, waarin de getuigenis van o.a. Merten De Coninck, oud-schepen van Heindonk, en Guiliam Verschaeren, huidig schepen van Heindonk, e.a. voor 'de gezworenen van de dijkagie en polder' Jan De Borger en AERT DE BOECK, dat zij hebben doen vervoeren uit de bergen 16 wagens (grond) naar de Meulendijk.

Volgens het toenmalige leenhofsrecht verschijnt Aert De Boeck op 12/12/1676, samen met zijn erfgenaam en zoon Herman De Boeck voor de stadhouder en de mannen van leene en heeft hij verheven in susterlijcken en broederlijcken rechte de helfte van ses (6) bunderen gespleten en heeft als sterfman gestelt...; voor verdere informatie inzake het leenhofrecht dat tot aan het einde van het ancien régime heeft gefunctioneerd zie profiel van Hermanus De Boeck, de oude

Notaris Ceulemans te Rumst vermeldt een geschil met de huur van een hoeve te Heindonk in 1680 (akte 1472)

Hij werd begraven op 10/03/1683 in de kerk van Heindonk met een 'grote uitvaart' (zie overlijdensakte)
Voor meer informatie over begrafenisdiensten de soorten uitvaarten, zie het profiel van Anna De Backer

Hoe verhouden Heyndonk, Borggravenbroeck en het domein De Bocht zich tot elkaar?

  • Voorgeschiedenis - Heyndonck, van deel van het 'Land van Rumpst tot onafhankelijke heerlijkheid. Bron: De geschiedenis van Heyndonck door Fons Verbeeck, pag. 30, 31, 33, 36, 41, 44, 45 en 46

Tot de 15de eeuw bestond wat later ‘de Nederlanden’ zouden worden uit een aantal vorstendommen, die zo goed als onafhankelijk waren. De belangrijkste waren de graafschappen Vlaanderen, Holland en Henegouwen en het hertogdom Brabant (= ongeveer de huidige provincies Vlaams- en Waals-Brabant, Antwerpen en het Nederlandse Noord-Brabant). Pas met de komst van de Bourgondische hertogen kwam er enige vorm van centralisatie omdat de hertog van Bourgondië, mede door een gerichte huwelijkspolitiek, tegelijk hertog van Brabant, graaf van Vlaanderen, graaf van Holland en graaf van Henegouwen geworden was. In de middeleeuwen hadden graven en hertogen de gewoonte delen van hun vorstendom in leen te geven aan loyale onderdanen in ruil voor hun -vooral militaire- diensten. Oorspronkelijk enkel geleend, werd het bezit van het domein rond 900 uiteindelijk erfelijk. Op die manier ontstonden de zogenaamde 'heerlijkheden'. Het uitlenen van grondgebied stopte trouwens niet met de heerlijkheid. Een heer kon zonder probleem een stuk van zijn leen verder doorgeven aan een andere persoon, men sprak dan van een achterleen of laathof. Het instituut laathof moet beschouwd worden als het laagste niveau van feodaliteit. Een heerlijkheid was ook handelswaar die kon gekocht en verkocht worden. Men transfereerde in zo’n geval geen gronden, maar wel heerlijke rechten. De Heer of Vrouw van een heerlijkheid genoten immers van een aantal belastingen en rechten die zij op alles en nog wat hadden. In feite was de heer een minikoning in een ministaat en hij kon een mooi vermogen vergaren, zelfs zonder grondeigenaar te zijn. In 1285 slaagde zoon Filip II van Vianden, de nieuwe heer erin in 1290 het blok 'Rumst-Willebroek-Heindonk-Ruisbroek-Boom' definitief af te scheiden van het land van Grimbergen. Vanaf dan begon men te spreken van het 'Land van Rumpst', naar de naam van het toenmalig belangrijkste dorp van de nieuwe heerlijkheid.
In de komende jaren en eeuwen werd de heerlijkheid verschillende keren van eigenaar veranderen hetzij door vererving of door verkoop. Daardoor kwam de heerlijkheid Rumst o.a. in 1545 in de handen van Willem van Nassau, prins van Oranje, die enkele jaren na de abdicatie van keizer Karel V, de leiding zou nemen van de opstand tegen de Spanjaarden. Vóór Willem echter met zijn geuzen aan de burgeroorlog begon, was hij een van de belangrijkste raadsleden aan het hof van de landvoogdes in Brussel. Door geldgebrek moest Willem in 1559 de heerlijkheid voor 40.000 Brabantse gulden verkopen aan de Antwerpse schepen en koopman Melchior Schetz.
Zware schulden bij de daaropvolgende eigenaars waren de eigenlijke oorzaak van het uiteenvallen van het vroegere Land van Rumst. Op een pijnlijke manier versnipperde een heerlijkheid die gedurende vierhonderd jaar onverdeeld gebleven was. Voor Rumst, Boom en Heindonk gebeurde dat op 4 november 1559. Begin 1664 werden dan affiches aangeplakt met als titel “Twee schoone heerlyckheden te weten Boom en Heyndonck te koope”. Met de aankoop van Heindonk door de, uit de noordelijke Nederlanden afkomstige, rijksvrijheer Herman van Schueren van Haeghoort, onder andere ook heer van Dussen-Munsterkerk, werd het dorp op 5 oktober 1664 een onafhankelijke heerlijkheid.

  • Borggravenbroeck als achterleen of laathof Bron: De geschiedenis van Heyndonck door Fons Verbeeck, pag. 72, 73, 74 en 75 Al vanaf de 15de eeuw vermeldden de schepenregisters dat er in Heindonk een achterleen bestond dat de Heerlijkheid van ‘s Borggravenbroeck of Heerlijkheid van de Wildert genoemd werd. Eerder al bespraken we het feit dat heren delen van hun heerlijkheid konden ‘doorlenen’ aan iemand anders. Lang vóór de onafhankelijke heerlijkheid Heindonk ontstond, was er al een semionafhankelijke heerlijkheid in een deel van Heindonk... In elk geval had Borggravenbroeck geen schepenen, wat bewijst dat het geen echte heerlijkheid was. Wel vermeldde de schepengriffie van Heindonk meermaals dat er laten en een meier waren. Hoewel in notarisakten gesproken werd over de heerlijkheid Borggravenbroeck is de benaming 'laathof' een betere omschrijving. De heer van een laathof had niet altijd dezelfde rechten als de heer van een heerlijkheid en de laten hadden niet dezelfde rechterlijke macht als de schepenen. Het laathof had wel zijn eigen rechtbank, echter alleen voor lagere civiele zaken. Zeker vanaf 1604, mogelijk zelfs vroeger, was Borggravenbroeck een ‘vol leen’, d.w.z. de heer had dezelfde rechten als de heer van een gewone heerlijkheid (pontpenningen, keuren etc.) behalve de middelen en hoge jurisdictie. In het laatste kwart van de 17de eeuw (1681) kom het laathof in handen van de familie Gillis-Hujoel zie ook profiel van Guilielmus Franciscus De Boeck, waarvan heel wat leden in Heindonk gewoond hebben, meer bepaald in de hoeve Kaecxbergh.
  • Kasteel 'De Bocht, met zijn pachthoeve' Bron: De geschiedenis van Heyndonck door Fons Verbeeck, pag. 132, 133, 134 en 135 De schepen- en goedenisregisters van de 16de, 17de en 18de eeuw geven heel wat informatie over de hoeven en hofsteden van Heindonk. In combinatie met de Derkenis- en Ferraris-kaarten kan men zich een relatief duidelijk beeld vormen van hoe Heindonk eruitzag tijdens het ancien régime. De belangrijkste hoeve was ongetwijfeld “De Bocht”, “Boecht” of “Borcht”, gelegen op de plaats van het huidige kasteel met die naam. Algemeen wordt aangenomen dat de naam verwijst naar de bocht die de Rupel daar maakt. De Bocht was al van vóór 1566 zeker eigendom van de Mechelse koopman Augustijn Weyns, gehuwd met Elisabeth Imbrechts. Daarna veranderde het enige malen van eigenaar, om in 1629 uit een erfenis toe te komen aan Joanna Scholiers. Het goed werd dan beschreven als bestaande uit een stenen toren, kelders, pachthuis, stallingen, schuren en een poo(r)thuis. Het ligt, zo vermeldt de goedenisakte, in ‘het verdronken land’. Heindonk was in 1629 dus nog maar eens overstroomd. Men schatte het goed toen op 3.900 Brabantse gulden, een veel te lage prijs, uiteraard omdat de gronden op dat ogenblik overstroomd waren. Joanna was in 1608 in Mechelen getrouwd met jonker Peter Immeloth, heer van Vlamertinge, Leghere, Cruysstraete, Steenbrugge etc. Hij was de commissaris belast met het schouwen van de Spaanse troepen in de Nederlanden. Alles wijst erop dat het koppel al van vóór de verdeling van de erfenis op De Bocht woonde. In 1642 werd Immeloth door koning Filips IV tot ridder verheven. Na het overlijden van Joanna Scholiers in 1663 volgde een reeks processen tussen de kinderen Immeloth in verband met de te verdelen erfenis. Blijkbaar is men heel lang in onverdeeldheid gebleven. De laatste twintig jaar van de 17de eeuw was het echter Christina Immeloth, echtgenote van Karel Frans De Cerff, die De Bocht superviseerde. In 1699 kwam er een definitieve oplossing. Uiteindelijk was het de zoon, Jan Antoon Immeloth, die het volledige domein in handen kreeg. Het goed werd nog maar eens beschreven als hoeve, speelhuis en vervallen kasteel. Van Jan Antoon is met zekerheid geweten dat hij met zijn vrouw, Beatrice Joanna Hartopp, werkelijk in Heindonk komen wonen is. In 1695 werd er hun dochter Maria Joanna geboren, verscheidene jaren dus vóór de definitieve toewijzing. In 1699 werd bovendien de pacht opgezegd aan het koppel Gillis De Boeck - Clara Cools dat meer dan tien jaar op De Bocht geboerd had, nadat Gillis zijn vader Arnold was opgevolgd.

Wat is het verschil tussen een 'laat' en een 'schepen'?

  • Schepen van Heindonk in 1664, 1670 en 1672. Vanaf het ontstaan van Heindonk als onafhankelijke heerlijkheid in 1664 tot het einde van het ancien régime in 1795 had het zijn eigen rechtbank, regelmatig zetelend in een herberg. De rechters waren de schepenen -voor Heindonk vier in getal- die door de heer werden aangesteld op voordracht van de drossaard en dit voor enkele jaren. Steeds waren het de pachters van de grote boerderijen die werden voorgedragen. Tijdens het ancien régime waren de schepenen dus oorspronkelijk volksrechters, hoewel ze zich vanaf de 15de eeuw ook meer en meer gingen bezighouden met bestuurlijke zaken. Een secretaris/griffier noteerde alles in de schepenregisters.Vanaf dan kon de schepenbank, die nu vier schepenen telde, in principe alle delicten vonnissen en alle straffen opleggen. Vanaf dan ook diende men voor beroep niet meer te passeren langs Grimbergen en ging men rechtstreeks naar Ukkel. De schepenen spraken recht over gelijken, wat wil zeggen dat de Heindonkse schepenbank geen geschillen met adel en clerus mocht beoordelen. Een zaak tussen een arme dorpeling en een rijke grondbezitter die niet van adel was, kon echter wel door de schepenbank behandeld worden. Uiteraard waren het de rijken die genoeg geld hadden om in beroep te gaan en de zaak naar een hogere gerechtsinstantie te brengen, als het moest tot bij de Raad van Brabant, de hoogste gerechtelijke instantie van het hertogdom. Maar zeggen dat de gewone sterveling overgeleverd was aan de willekeur van de heren is zeker overdreven. Een kleine gemeenschap zoals die van Heindonk loste meestal haar problemen op zonder naar de rechtbank te gaan en de grootste activiteit van de schepenen bestond er dan ook in verkopen, erfenissen en andere civiele overeenkomsten te behandelen. Toch kregen de Heindonkse schepenen ook andere dossiers te verwerken... Bron: De Geschiedenis van Heyndonck (Fons Verbeeck), blz. 66 en 67
  • 'Laat' van Heindonk in 1672. Hoewel in notarisakten gesproken werd over de heerlijkheid Borggravenbroeck is de benaming laathof een betere omschrijving. De heer van een laathof had niet altijd dezelfde rechten als de heer van een heerlijkheid en de laten hadden niet dezelfde rechterlijke macht als de schepenen. Het laathof had wel zijn eigen rechtbank, echter alleen voor lagere civiele zaken. Tegen de uitspraak van het laathof kon natuurlijk beroep aangetekend worden en vermits de schepenbank van Rumst, later die van Heindonk, van hogere orde was, kon men hier voor beroep terecht. Voor zaken van criminele of van openbare orde, moest men trouwens toch al naar de schepenbank van Rumst of Heindonk. Laten van Borggravenbroeck konden tegelijk ook schepen zijn van de heerlijkheid Heindonk. Dit was het geval in 1672 voor Aert De Boeck en in 1673 voor Merten de Coninck, als aanstaande schoonvader van zijn zoon Herman; hetgeen betekende dat zij de wet toepasten en rechtspraken zowel voor Borggravenbroeck, met als hogere rechtbank Heindonk als voor de heerlijkheid Heindonk met als hogere rechtbank Grimbergen of Ukkel. Soms waren er zelfs geschillen tussen de laten van Borggravenbroek en de schepenen van Heindonk. Bron: De Geschiedenis van Heyndonck (Fons Verbeeck), blz. 66, 73 en 74

Gezworene van 'dijkagie en polder'

"Aldus werd opgemaakt in het octrooi van 13 mei 1650: de dijkgraaf werd gekozen door het polderbestuur dat was samengesteld uit grondbezitters van minstens 30 gemeten. Deze raad van hoofdgelanden vormde de algemene raad en stelde de gezworenen aan. Een van hen werd tot dijkgraaf aangesteld op voorwaarde dat hij in de polder minstens 30 gemeten (1 gemet = 4500 m2 ) land had liggen waarvan hij zich de eigenaar mocht noemen. Voor de gezworenen was men tevreden met 15 gemeten. Het polderbestuur was destijds eveneens gemachtigd een ordedienst aan te stellen. Deze voerde de uitgesproken vonnissen uit en onderhield de goede orde bij de werkzaamheden. Eens het octrooi bekomen, konden de gelanden beginnen met de 'dijckagie'. Dit staat voor het maken, onderhouden of beheren van de dijk. Octrooi zou nu 'contract' genoemd worden en behelst de voorwaarden waaraan diende voldaan om de toelating tot het bouwen van een geplande dijk van de hoogste autoriteit te bekomen. Aan de hand van rekeningen en octrooien kan men zich een beeld vormen hoe de dijkagie werd uitgevoerd. Het werk werd verdeeld onder verschillende aannemers die elk, bepaald door de dijkgraaf en zijn gezworenen, een aantal roeden dijk moesten afwerken. In het octrooi werden de toegepaste maten en gewichten gespecificeerd. Ook het verloop van het bouwen werd nauwkeurig omschreven." Bron: Natuurpunt Waasland, Paul Stassen, met een bijdrage over het begrip 'dijkagie' aldaar.

Op 26 februari 1587 werd er door Filips II voor Heindonk, Heffen, Blaasveld en Willebroek een ‘octrooi van polder’ toegestaan dat een meer efficiënte controle op de waterhuishouding mogelijk moest maken. Het was de start van het huidige polderbestuur. Bron: De Geschiedenis van Heindonk door Fons Verbeeck, pag.91

Collecteur van het nobelgeld

Buiten de heerlijke lasten waren er trouwens ook nog de zogenaamde dorpslasten en coninckslasten. Ze werden geïnd door een collecteur die de belastingen gepacht had. Gewoonlijk was de collecteur een van de schepenen. Nadat de twee burgemeesters de belastingen per gezin hadden bepaald, konden de kandidaat-collecteurs een bod doen om de pacht te krijgen. Hij die uiteindelijk collecteur werd, moest de door de burgemeesters vastgelegde belasting onmiddellijk vereffenen vóór hij zelf één stuiver ontvangen had. Voor zijn inspanningen had de collecteur recht op een tantième van het geïnde bedrag. Het was overigens het bod met het laagste tantième dat bepaalde wie collecteur werd. Het hoeft geen betoog dat enkel de pachters genoeg geld hadden om op voorhand de belastingen voor te schieten en het zal niemand verwonderen dat onderling afgesproken werd zodat ieder de kans kreeg een tantième op te strijken. Bron: De Geschiedenis van Heindonk door Fons Verbeeck, pag.83

Wat is de positie en de taak destijds van een burgemeester of 'borgemeester'?

zie profiel Hermanus De Boeck

view all 16

Aert De Boeck's Timeline

1625
1625
Spaanse Habsburgse Koninkrijk (Zuidelijke Nederlanden)
1648
1648
1650
1650
1653
July 21, 1653
Heffen, Spaanse Habsburgse Koninkrijk (Zuidelijke Nederlanden)
1657
June 24, 1657
Heffen, Spaanse Habsburgse Koninkrijk (Zuidelijke Nederlanden)
1660
November 1, 1660
Heindonk, Spaanse Habsburgse Koninkrijk (Zuidelijke Nederlanden)
1664
April 28, 1664
Heffen, Spaanse Habsburgse Koninkrijk (Zuidelijke Nederlanden)